Nederlands-Indonesische betrekkingen 1950-1963

 
English | Nederlands

Gegevens van record 1919

Nummer 1919
Datum 15-11-1950
Soort codetelegram(men)
Kenmerk Von Balluseck 130
Opschrift/Bijlage(n)
Verzender(s) Balluseck, D.J. von (info)
Ontvanger(s) Stikker, D.U. (info)
Plaats van opmaak New York
Plaats van bestemming Den Haag
Bewaarplaats Nationaal Archief
Bestand archief Minkol., codetel. 1950
Dossiernummer 21
Trefwoorden deelstaten/federatie/VSI, opheffing van de -
gratie/amnestieverlening
Leimena (Parkindo), Johannes, minister van Gezondheid van Indonesië '50-'53; vice-premier v.a. april 57-maart 62
Molukkenopstand/RMS, Republik Maluku Selatan
Palar, N.L., vertegenwoordiger van Indonesië bij de VN '50-'52; ambassadeur te New Delhi '52-'56
pers/publieke opinie, Amerikaanse
Rum, Moh. (Masjumi), hoge commissaris te Den Haag jan.-sept. '50; minister van Buitenlandse Zaken sept. 1950- april 1951; minister van Binnenlandse Zaken april 1952-juli 1953; eerste vice-premier maart 1956-maart 57
Soumokil, Chr. R.S., PG te Makassar; RMS-leider
Verenigde Naties, UNCI/Milobs
Verenigde Naties, Veiligheidsraad van de -
zelfbeschikkingsrecht
Annotatie slotnoot:
Eveneens op 15 nov. antwoordde Stikker bij tel. no 242 dat hij verheugd was 'dat U voor een openhartig onderhoud met Palar en Rum gelegenheid vond. Echter begrijp ik niet goed, hoe U van een nieuwe zienswijze van Rum kunt spreken. Reeds vele maanden is ons steeds de te verlenen autonomie ook aan de Molukken voorgehouden. Op verzoek van Van Maarseveen heeft Rum nog bij zijn vertrek van Schiphol tegenover de pers verklaard, dat het in de bedoeling ligt de Molukken autonomie te verlenen. Dat de provincies door Gouverneurs uit eigen gebied bestuurd zullen worden, is een beginsel, dat door de RI is aanvaard voor alle provincies. Bij besprekingen over amnestie heeft men steeds het voorbehoud gemaakt betreffende Soumokil.
Rum is in zijn contacten steeds zeer aangenaam en ook bij ons leeft de overtuiging, dat wel zaken met hem gedaan zouden kunnen worden, indien hij alleen te beslissen had. Ook is het vrijwel zeker, dat Rum tegen de militaire actie in de Molukken was.
Ik zal U een nadere opgave van vroegere berichten seinen, waaruit kan blijken, dat de zienswijze van Rum niet nieuw is.' T.a.p.
      In reactie hierop seinde Von Balluseck op 17 nov. onder no 135, 'dat de algemene beloften van de RI inzake amnestie en autonomie [hem] bekend waren. Ik meende als nieuw in Rum's opvattingen te mogen begrijpen zijn voorlopig alleen persoonlijke bereidheid om te bevorderen dit kort na de militaire successen op Ambon juist voor de Molukken in het bijzonder relief en wellicht zelfs prioriteit te geven. Ook gaf hij, in tegenstelling tot Palar, geen blijk afwijzend te staan tegenover formele mededeling daarvan aan de UNCI, hetgeen wellicht aan Ambon iets meer zekerheid zou geven. Het is mij bekend, dat Rum te Djakarta niet almachtig is en hierbij steun behoeft. Ik las derhalve Uw telegram 398 aan Van Roijen [recordnummer 1809] met bijzondere belangstelling en had in de daarin gesuggereerde zin een gesprek met Ross en Austin, die zich zeer geïnteresseerd toonden en toezegden dit te zullen doorgeven aan het State Department kennelijk hopend, dat dit de kwestie Ambon voor goed buiten de VR zou houden.
In de New York Times verscheen vandaag inmiddels een ingezonden stuk van Charles Nikujuluw, die momenteel te New York verblijft, waarin scherpe beschuldigingen worden geuit tegen de door de RI ten opzichte van de Zuid-Molukken gepleegde wandaden op militair gebied en tegen de schending van het zelfbeschikkingsrecht. Voorts wordt daarin gezegd, dat de Zuid-Molukken 'woud have been proud and happy to participate as one of the component states in the Indonesian federal structure but refuse to be absorbed into an illegally proclaimed unitarian state at variance with provisions of the RTC'.T.a.p.
Zie ook 1809: Stikker 398
2164: Stikker 244
PDF transcriptie (53 KB)