Nederlands-Indonesische betrekkingen 1950-1963

 
English | Nederlands

Gegevens van record 2313

Nummer 2313
Datum 17-12-1951
Soort codetelegram(men)
Kenmerk Stikker 219
Opschrift/Bijlage(n)
Verzender(s) Stikker, D.U. (info)
Ontvanger(s) Lamping, A.Th. (info)
Plaats van opmaak Den Haag
Plaats van bestemming Djakarta
Bewaarplaats Nationaal Archief
Bestand archief Minkol., codetel. 1951
Dossiernummer 9
Trefwoorden Blitar/Talisse-affaire
Rasjid, (wnd.) secretaris-generaal van het ministerie van Buitenlandse Zaken van Indonesië; ambassadeur te Rome en te Bern
unieverhouding/RTC-akkoorden, (Haags) overleg '51-'52 ter herziening/beëindiging van de -
Annotatie inleidende noot:
Eerder die dag had Lamping onder no 279 aan Stikker geseind, (mede bestemd voor Minuor, Oorlog, Marine en Scheepvaart) dat hem door Ismael, ambtenaar Luar Negeri, toen hij (Lamping) kwam informeren naar de houding van de Indonesische regering ten aanzien van de Talisse, gevraagd was
'1. of het HC bereid zou zijn volledige opgave van wapenen en ammunitie aan boord van de Talisse te verstrekken;
2. of het mogelijk zou zijn de Talisse Priok niet te laten aandoen.
Hierop werd dezerzijds geantwoord, dat ten aanzien van de eerste vraag nadere instructies zouden moeten worden gevraagd en nopens de tweede vraag, dat hieraan practisch de grootste bezwaren waren verbonden. Daarop zei Ismael, dat de door hem gestelde vragen nog slechts voorlopig waren ter oriëntering van zijn eigen departement en dat hij ons later op de dag definitief bescheid zal geven.
Hedenavond te 7 uur belde hij mij op met de mededeling, dat de Indonesische Regering had besloten ten aanzien van de Talisse eenzelfde gedragslijn te volgen als ten aanzien van Blitar, met andere woorden dat de wapenen, als het schip in Priok kwam, op last van de Indonesische autoriteiten zouden worden gelost.
Ik heb onmiddellijk de Maatschappij Nederland verzocht de kapitein van de Talisse, die heden middernacht in Priok verwacht werd, te seinen buiten Indonesische territoriale wateren te blijven in afwachting van Uw nadere instructies. Gaarne zal ik deze ten aller spoedigste ontvangen.' NA, archief Minkol., codetel. 1951, 8.

slotnoot:
In reactie hierop seinde Lamping op 18 dec. onder no 280: 'Tegelijk met verzending mijn 279, kort avant het telefoongesprek van Van Ittersum met Schürmann, gaf Oderkerk van de Maatschappij Nederland telegrafisch in eigen code opdracht aan de gezagvoerder van de Talisse om zich buiten de territoriale wateren te begeven of daar te blijven. Dit langs twee wegen verzonden telegram heeft gezagvoerder niet meer bereikt en uw instructie evenmin, zodat de Talisse hedenmorgen 06.15 uur reeds de loods aan boord nam en het douanegebied binnenkwam. De schriftelijke order van Oderkerk aan de gezagvoerder, houdende bevestiging van het telegram, kon niet meer aan de loodsboot worden medegegeven aangezien deze tegen de verwachting in reeds om 06.00 uur uitvoer instede van normaal 06.30 uur. Direct bij aankomst werd met lossing begonnen van voor Priok bestemde lading. Ik heb opdracht gegeven de lossing onmiddellijk te staken, hetgeen nadat een locomotief was gelost, is geschied. Aangezien Subardjo in gevolge een auto-ongeval ziek te bed ligt, kan ik hem niet bereiken. Om 12.30 uur doe ik de demarche vervat in uw 219 bij Rasjid, die, nu Darmasetiawan in Parijs is, Subardjo vervangt.'  Archief BZ, uitgaande codetel. Djakarta 1951.
      Hierop antwoordde Stikker op 17 dec. [nb. tijdsverschil Djakarta-Den Haag van 8 uur] onder no 220: 'Ik begrijp dat uw order tot staking van de lossing van de Talisse is gegeven in afwachting van het resultaat van uw nadere demarche. Ik ben echter van mening dat deze order zo spoedig mogelijk moet worden ingetrokken. In de eerste plaats is de competentie van de HC tot het uitgeven daarvan questieus maar belangrijker nog is, dat vermeden moet worden dat Indonesië de rederij c.q. de regering zou kunnen verwijten dat de normale taak van de vervoerder om goederen ter bestemmingsplaats af te leveren niet naar behoren is uitgevoerd. Dit zou de positie van de Nederlandse rederijen onnodig in gevaar brengen. De voor Priok bestemde lading moet dus normaal worden gelost. Daarna moet getracht worden voor het schip een vergunning tot uitvaren te krijgen. Gelukt dit niet en wenst de havenautoriteit ook de munitie te lossen, dan moet dit onder uitdrukkelijk protest worden toegelaten.' NA, archief Minkol., codetel. 1951, 9.
Zie ook 414: Ministerraad
2294: Blom 215
2731: Lamping 317
2894: Lamping 281
PDF transcriptie (10 KB)