Nederlands-Indonesische betrekkingen 1950-1963

 
English | Nederlands

Gegevens van record 2027

Nummer 2027
Datum 15-6-1951
Soort codetelegram(men)
Kenmerk Lamping 107
Opschrift/Bijlage(n)
Verzender(s) Lamping, A.Th. (info)
Ontvanger(s) Peters, L.A.H. (info)
Plaats van opmaak Djakarta
Plaats van bestemming Den Haag
Bewaarplaats Nationaal Archief
Bestand archief Minkol., codetel. 1951
Dossiernummer 2
Trefwoorden kabinet/-scrises/-sformaties, Indonesische -
NG-kwestie, algemeen (= conflict over de status van NG tussen Nederland en Indonesië)
Pellaupessy, M.A.
Singapore
Slingenberg, B.J.
Subardjo, Achmad, minister van Buitenlandse Zaken van Indonesië 4/'51- 4/'52
Supomo, leider missie Supomo '51-52; vanaf '56 ambassadeur van Indonesië te Londen '54-'56
unieverhouding/RTC-akkoorden, (Haags) overleg '51-'52 ter herziening/beëindiging van de -
Verenigd Koninkrijk, houding/positie van -
Westerling, R./Westerlingaffaire(s)
Yamin, M.*
Annotatie noot aan het einde van de één na laatste regel:
Eveneens op 15 juni seinde Lamping hierover onder no 116 aan Stikker, 'mede bestemd voor Peters': 'Het dagblad Abadi wijst op het feit dat de Volkskrant de Britse Geheime Dienst noemt als betrokken bij de Westerlingaffaire en leidt daaruit af dat Nederland de schuld op Engeland tracht af te schuiven. Abadi acht beide landen gelijkelijk schuldig aan internationale samenzwering om Indonesische onafhankelijkheid te saboteren. Ik vernam gaarne, met het oog op eventuele vragen van Indonesische of Britse zijde, of ik pertinent kan ontkennen, dat van officiële Nederlandse zijde ooit gesteld is dat Engeland bij de Westerlingaffaire betrokken is.' NA, archief Minkol., codetel. 1951, 7.
     Hierop antwoordde Stikker diezelfde dag bij tel. no 101, dat de 'insinuatie van het dagblad "Abadi" Uwerzijds [kan] worden afgewezen met de nadrukkelijke verklaring, dat van de Nederlandse officiële zijde nimmer gesteld of gesuggereerd is dat Engeland bij de Westerlingaffaire betrokken zou zijn. Ik stel er bovendien prijs op dat U pogingen van de Indonesische pers om de Nederlandse Regering te betrekken in onverkwikkelijke nasleep van Westerling-activiteiten als onwaardig en onjuist afkeurt.' NA, archief Minkol., codetel. 1951, 9.

noot bij einde laatste zin:
Met betrekking tot de 'kwestie' Slingenberg had Lamping op 13 juni onder no 112 geseind dat Subardjo aan Schürmann had verteld, 'dat Slingenberg tot driemaal toe gesprekken heeft gevoerd met Westerling. Ik acht mij verplicht deze mededeling over te brengen, daar elke relatie, maar ook elke gebleken vroegere sympathie voor Westerling of diens actie, Slingenberg hier onmogelijk zal maken. Dit zou zo onder alle omstandigheden het geval zijn geweest maar a fortiori na de laatste ontwikkeling van de Westerlingaffaire. Hoewel wellicht een misverstand bij Subardjo is ontstaan door verwisseling van Slingenberg met de door u in uw 63 genoemde "lagere ambtenaar" is men op het punt Westerling hier dermate gevoelig, dat ik mij verplicht acht u Subardjo's bewering toch over te brengen. Bij mijn bezoeken aan Surabaja, Bandung en Semarang is mij gebleken, dat de tegenwoordige commissarissen uitstekende relaties onderhouden met de Indonesiërs, omdat deze overtuigd zijn van hun volstrekt loyale instelling tegenover de nieuwe verhouding Nederland-Indonesië. Zo moet het blijven. Ik zou daarom gaarne in staat gesteld worden aan Subardjo in opdracht van de Nederlandse regering te verzekeren, dat alle verhalen over contact tussen Slingenberg en Westerling valse beschuldigingen zijn en dat Slingenberg nooit enige sympathie voor Westerling heeft geuit of gehad. Als persoonlijke opmerking voeg ik hieraan toe dat het voor de positie van Buitenlandse Zaken hogelijk te betreuren zou zijn wanneer zou blijken, dat de vervanging van een ex-BB-ambtenaar door een ambtenaar BZ zou resulteren in een wending in meer "reactionnaire" richting.'  Archief BZ, ingekomen codetel. Djakarta 1951.
Zie ook 1953: Lamping 53
2029: Lamping 109
2214: Lamping 124
PDF transcriptie (56 KB)