Nederlands-Indonesische betrekkingen 1950-1963

 
English | Nederlands

Gegevens van record 2132

Nummer 2132
Datum 9-1-1951
Soort codetelegram(men)
Kenmerk Lamping 224
Opschrift/Bijlage(n)
Verzender(s) Lamping, A.Th. (info)
Ontvanger(s) Stikker, D.U. (info)
Plaats van opmaak Djakarta
Plaats van bestemming Den Haag
Bewaarplaats Nationaal Archief
Bestand archief Minkol., codetel. 1951
Dossiernummer 7
Trefwoorden Fakfak
film
Indonesië, politieke/bestuurlijke aangelegenheden in -
inlichtingen/-diensten (andere dan CIA)
Kawilarang, A.E., lt.-kolonel TNI., troepencommadant Makassar; commandant Siliwangidivisie; militair attaché te Washington
Kei-eilanden
NG, aanval op -
NG, bestuurlijk
NG, infiltraties/infiltranten op -
voorlichting/propaganda/publicatie/verklaring/communiqué, Indonesische
voorlichting/propaganda/publicatie/verklaring/communiqué, Nederlandse
Annotatie inleidende noot:
Naar aanleiding van een hem in afschrift toegezonden telegram van Buitelandse Zaken aan Canberra had Lamping op 5 jan. onder no 222 aan Stikker geseind: 'Er zijn inderdaad zeer recente aanwijzingen voor plannen ten aanzien van Nieuw-Guinea, welke verder gaan dan de tot nu toe gevolgde tactiek van infiltratie, zonder dat men nu direct kan spreken van een groots opgezet aanvalsplan. Indien bedoelde plannen voortgang zouden vinden, zou de invasie het karakter dragen van vreedzame bezetting van de Zuidwestkust en de Westkust van Nieuw-Guinea tot aan Fakfak, vermoedelijk vanuit de Kei- en Aru-eilanden. Op onverdedigde en niet door Nederlandse troepen bezette gedeelten van deze kust zouden APRI-detachementen geland en gelegerd worden. Deze detachementen zouden vervolgens de rood-witte vlag hijsen en het bezette gebied proclameren tot gebied van de RI als uiting van de volkswil. De bezetting zou plaats vinden met veel 'tamtam' om aan te tonen, dat Nederland de facto geen macht over Irian bezit. De bezetting zou geschieden uit prestige-overwegingen en zou voorts bedoeld zijn ter verkrijging van propagandamateriaal zoals films en foto's om tegenover het buitenland de wettigheid van de Indonesische aanspraken ten aanzien van Nieuw-Guinea te staven.
Wat de sterkteverhoudingen betreft kan als ruwe schatting worden aangenomen, dat zich in Oost-Indonesië ca. ¼ van de totale APRI-sterkte bevindt. De in het telegram vermelde sterkte van 36 bataljons in Oost-Indonesië is ongeveer juist. Van deze 36 bataljons in Oost-Indonesië is ca. de helft in de Zuid-Molukken, de rest in Celebes en de Noord-Molukken.
De Gouverneur van Nieuw-Guinea werd omtrent het bovenstaande reeds ingelicht.' NA, archief Minkol., codetel. 1951.
      In reactie hierop had Stikker op 6 jan. onder no 295 geseind 'gaarne nader bericht omtrent herkomst en mate van betrouwbaarheid der door U geschetste, zeer verontrustende aanvalsplannen van APRI' te ontvangen. Voorts merk ik op, dat ook al zou men voor landingen plaatsen uitkiezen waar geen Nederlandse militaire bezetting aanwezig is, moeilijk van vreedzame bezetting kan worden gesproken. Te minder waar men uiteraard van Nederlandse zijde eventuele bezetters na ontdekking niet ongemoeid zal laten. De vraag rijst ook wiens prestige met deze plannen verhoogd moet en kan worden. Ik merk op, dat totale APRI-sterkte blijkens Uw opgave moet worden geschat op ongeveer 144 bataljons terwijl de Generale Staf alhier opgeeft 50 bataljons.' NA, archief Minkol., codetel. 1951, 9.

slotnoot:
Op 17 jan. seinde Van Waardenburg onder no 238, dat hij 'geen inlichting van Lamping ontvangen [had] over plannen van de RI tot gewapend ingrijpen in Nieuw-Guinea. Wel heeft de MID alhier over deze aangelegenheid een C3 bericht uit Djakarta ontvangen, dat afkomstig zou zijn van een informant uit hoge militaire republikeinse kringen. Dit bericht - - - is in extenso opgenomen op blz. 22 sub. 6 van het MIR van CLNG over december. Mochten de inlichtingen van Lamping aan U meer, casu quo andere bijzonderheden bevatten, dan zal ik deze gaarne zo spoedig mogelijk vernemen.' NA, archief Minkol., codetel. 1951, 15.
      Hij vervolgde op 24 jan. onder no 239: 'Hoewel ten overvloede zij medegedeeld, dat door het militaire en civiele apparaat inmiddels maatregelen zijn getroffen om, hetzij de uitvoering van het bedoelde invasieplan te voorkomen, hetzij de groepen, die erin zouden slagen te landen, onschadelijk te maken.' T.a.p.
     Eveneens op 24 jan. seinde Stikker onder no 311 aan Lamping naar aanleiding van diens tel. nos 222 en 224 dat 'de vraag gerezen [was] in hoeverre het wenselijk is ons nu reeds voor te bereiden op afweer, en dan niet alleen in militaire zin, doch ook op terrein der voorlichting in buitenland, tegen te verwachten infiltraties. Eveneens vraag ik mij ook af of het dienstig ware op informele wijze aan Rum te laten merken, dat wij op hoogte zijn van plannen, welke in militaire kringen in de Molukken worden voorbereid. Ik acht het zeker niet uitgesloten dat men in deel der Regeringskringen niet volledig op hoogte is van deze plannen. Gaarne ontvang ik Uw telegrafisch advies ten aanzien van beide vragen.' NA, archief Minkol., codetel. 1951, 9.
     Hierop antwoordde Lamping op 27 jan. onder no 237: 'Daar ik de kans, dat de infiltratie-plannen ten uitvoer zouden worden gelegd niet groot acht en er tevens van overtuigd ben, dat deze plannen niet de goedkeuring hebben van de Indonesische Regering, lijkt het mij voorshands niet gewenst het buitenland daaromtrent voor te lichten. Wel komt het mij nuttig voor, dat ik Rum bij een ongezochte gelegenheid op informele wijze in kennis stel van de geruchten, die Nederland terzake hebben bereikt, onder toevoeging, dat de Nederlandse Regering de overtuiging heeft, dat de Indonesische Regering aan eventuele terzake bestaande plannen van lagere instanties nimmer uitvoering zal geven.
Zonder Uw tegenbericht zal ik in deze geest met Rum spreken'. NA, archief Minkol., codetel. 1951, 7.
      Onder verwijzing naar de hierboven aangehaalde telegramwisseling met Lamping seinde Van Maarseveen op 9 feb. onder no Minuor 228 de inhoud  hiervan aan Van Waardenburg door onder de toevoeging: 'Met waardering kennis genomen dat Uwerzijds maatregelen om eventuele infiltratiepogingen tegengaan, daar eigenmachtig optreden APRI-commandanten steeds onzekere factor blijkt.' NA, archief Minkol., codetel. 1951, 11.
Zie ook
PDF transcriptie (10 KB)