Gegevens van record 2243
Nummer | 2243 |
---|---|
Datum | 10-5-1951 |
Soort | codetelegram(men) |
Kenmerk | Blom 55 |
Opschrift/Bijlage(n) | |
Verzender(s) |
Blom, N.S.
(info)
|
Ontvanger(s) |
Lamping, A.Th.
(info)
|
Plaats van opmaak |
Den Haag |
Plaats van bestemming |
Djakarta |
Bewaarplaats | Nationaal Archief |
Bestand | archief Minkol., codetel. 1951 |
Dossiernummer | 9 |
Trefwoorden |
bedrij(fsle)ven, houding/positie van het - Chinezen in Indonesië, houding/positie van - Darmasetiawan Notohatmodjo, secretaris-generaal van Buitenlandse Zaken van Indonesië handels(politieke) betrekkingen Nederland-Indonesië Nederlandse commissariaten/consulaten in Indonesië scheepvaartaangelegenheden Subardjo, Achmad, minister van Buitenlandse Zaken van Indonesië 4/'51- 4/'52 |
Annotatie |
slotnoot: Onder verwijzing naar dit telegram seinde Lamping op 31 mei onder no 88, dat 'Schürmann aan Darmesetiawan een nota overhandigde waarin de RI verzocht werd in te stemmen met de vestiging van honoraire commissariaten te Menado, Balikpapan, Tandjong Pandang, Padang en Djember. Darmasetiawan gaf als zijn persoonlijke mening te kennen, dat deze aanvrage de RI-Regering niet zeer welgevallig zou zijn, aangezien op verlening van de toestemming tot vestiging van honoraire commissariaten aan Nederland een beroep zou kunnen worden gedaan door China om ook vergunning te krijgen voor vestiging van honoraire consulaten. Hij zou de zaak echter inbespreking brengen en nader berichten. In verband met de reactie van Darmasetiawan bracht ik gisteren deze kwestie ter sprake bij Subardjo - - -. Ik verklaarde de Indonesische bezwaren wel te kennen, maar wees erop, dat het hier een uitgesproken wens van mijn regering betrof en drong bij hem persoonlijk aan op een gunstige beslissing. Subardjo beloofde de zaak - - - te zullen onderzoeken.' NA, archief Minkol., codetel. 1951, 7. In reactie hierop seinde Stikker op 6 juni onder no 89: 'Ter motivering van toelating Nederlandse honoraire consulaten zou door de RI in geval van analoog Chinees verzoek gewezen kunnen worden op veel grotere omvang van Nederlandse scheepvaart, onze buitenlandse handel met Indonesië en investeringen, welke uitbreiding van Nederlands consulair apparaat alleszins rechtvaardigen. Te uwer informatie zij vermeld dat 30% van Nederlandse koopvaardijvloot, ofwel 925.000 ton, regelmatig op of in Indonesië vaart. Indien zulks nog niet geschied is, zou de RI op het bovenstaande gewezen kunnen worden.' Archief BZ, uitgaande codetel. Djakarta 1951. Op 7 juni seinde Lamping daarop onder no 103 dat hij van Darmesetiawan vernomen had, 'dat Luar Negeri aan de ministerraad geadviseerd had in de dezerzijds verzochte vestiging van honoraire commissariaten toe te stemmen.' NA, archief Minkol., codetel. 1951, 7. Op 11 juli liet Lamping hier op volgen dat Subardjo hem medegedeeld had, dat de Indonesische regering weliswaar 'in beginsel geen bezwaar had tegen de vestiging van commissariaten in de door ons genoemde plaatsen', maar dat 'zij had zich verplicht [had] gezien het verzoek op dit moment af te wijzen omdat tezelfdertijd een verzoek der Chinese Regering aanhangig was van gelijke strekking en de Indonesische Regering de Chinezen in geen geval wilde toestaan tot vestiging van honoraire consulaten over te gaan. Ons verzoek, zo zeide Subardjo, zou later kunnen worden ingewilligd.' NA, archief Minkol., codetel. 1951, 8. |
Zie ook |
2189:
Lamping 53
|
afbeelding (274 KB) |