Nederlands-Indonesische betrekkingen 1950-1963

 
English | Nederlands

Gegevens van record 2389

Nummer 2389
Datum 15-2-1951
Soort codetelegram(men)
Kenmerk Lamping 258
Opschrift/Bijlage(n)
Verzender(s) Lamping, A.Th. (info)
Ontvanger(s) Blom, N.S. (info)
Plaats van opmaak Djakarta
Plaats van bestemming Den Haag
Bewaarplaats Archief ministerie van Buitenlandse Zaken
Bestand archief BZ, ingekomen codetel. Djakarta 1950
Dossiernummer
Trefwoorden Colombo-landen/-conferenties/-plan
Kermode, Sir Derwent W., Brits ambassadeur te Djakarta
Natsir, M., minister-president van Indonesië 9/'50-4/'51
NG-kwestie, algemeen (= conflict over de status van NG tussen Nederland en Indonesië)
Rum, Moh. (Masjumi), hoge commissaris te Den Haag jan.-sept. '50; minister van Buitenlandse Zaken sept. 1950- april 1951; minister van Binnenlandse Zaken april 1952-juli 1953; eerste vice-premier maart 1956-maart 57
Sjafruddin Prawiranegara (Masjumi), minister van Financiën '51, president van de Bank Indonesia '51-58, hoofd van de PRII
Verenigd Koninkrijk, houding/positie van -
Annotatie slotnoot:
In aansluiting op dit telegram seinde Lamping op 16 feb. onder no 260: 'Na een diner te mijnent gisteren deelde de Britse ambassadeur mij mede, dat hij de kwestie van een eventuele Nederlandse participatie aan de conferentie te Colombo met Rum had besproken. Volgens Kermode had Rum te kennen gegeven, dat zijns inziens in verband met de kwestie Nieuw-Guinea, de Nederlandse deelneming uitermate moeilijk te aanvaarden zou zijn. Kermode zei de zeer goede ambtelijke en persoonlijke samenwerking te kennen tussen Rum en mij: ook had hij gemerkt hoe 'pro-Nederlands' Rum was. Hij voegde hieraan echter toe, dat deze instelling van Rum de Minister van Buitenlandse Zaken steeds meer vijanden bezorgde. Rum's positie verzwakte daardoor steeds meer, ook in het Kabinet. Ik antwoordde dat ik wel wist, dat Rum's politiek tegenover de Nederlands-Indonesische samenwerking niet algemene waardering vond, maar dat naar mijn gevoelen Rum in deze politiek zeker werd ondersteund door mensen als Natsir en Sjafruddin. Kermode zeide daarvan helemaal niet zo zeker te zijn. Waarom vond Kermode het nodig mij te waarschuwen, terwijl hij anders nooit behoefte aan dergelijke officiële intimiteit aan de dag legt? Vindt Kermode het werkelijk nodig om mij latere desillusies te besparen of past deze waarschuwing in Kermode's politiek beleid? Timea Danaos.' NA, archief Minkol., codetel. 1951, 7.
Zie ook 290: Ministerraad
1864: Lamping 778
2137: Lamping 244
PDF afbeelding (207 KB)