Nederlands-Indonesische betrekkingen 1950-1963

 
English | Nederlands

Gegevens van record 2565

Nummer 2565
Datum 17-7-1952
Soort codetelegram(men)
Kenmerk Lamping 44
Opschrift/Bijlage(n) bijlage: brief APRA-arrestanten aan PG Djakarta dd. 12/5/52
Verzender(s) Lamping, A.Th. (info)
Ontvanger(s) Peters, L.A.H. (info)
Plaats van opmaak Djakarta
Plaats van bestemming Den Haag
Bewaarplaats Nationaal Archief
Bestand archief Minkol., codetel. 1952
Dossiernummer 2
Trefwoorden APRA-arrestanten, (rechts)positie van de -
Engles, E., gen.-majoor KNIL
Java, West -/Bandung
Nederlanders in Indonesië, arrestatie/rechtspositie van -
Nederlandse commissariaten/consulaten in Indonesië
Sultan van Pontianak, Hamid II Alkadri
Suprapto (PKI), Procureur-Generaal te Djakarta
Susanto Tirtoprodjo (PNI), minister van Justitie van de Republiek Indonesië '49; zaakgelastigde te Den Haag '52-'56; ambassadeur te Parijs
Westerling, R./Westerlingaffaire(s)
Annotatie inleidende noot:
De door de bewerkers als bijlage toegevoegde brief van de APRA-arrestanten aan de PG te Djakarta bevindt zich in Archief BZ, GS 1945-1954, 160.

slotnoot:
Op 25 juli seinde Stikker onder no 44 aan Lamping dat Susanto aan Blom vertrouwelijk de volgende inlichtingen gaf: Hij (Susanto) had Luar Negeri medegedeeld dat
'A. verhoor van Westerling hier te lande op vraagpunten weinig zin had;
B. hij in overweging gaf APRA-arrestanten, indien er onvoldoende bewijs tegen hen is, óf spoedig vrij te laten óf de zaak naar de rechter te verwijzen, die dan kan beslissen, of voldoende termen voor berechting aanwezig zijn.
Susanto meent dat de zaak niet langer onbehandeld mag blijven. Hij ontving op bovenvermelde suggestie nog geen reactie. Luar Negeri mag onder geen beding bemerken dat wij Susanto's advies kennen.' NA, archief Minkol., codetel. 1952, 10.

In het in de inleidende noot vermelde dossier no 160 bevindt zich eveneens een afschrift van een brief van minister Peters aan Lamping Letter V 51/No.104 Geheim van 5 aug. 1952, waarin deze m.b.t. de positie van de APRA-arrestanten o.m. opmerkt: 'In dit verband meen ik goed te doen Uwer Excellentie ervan op de hoogte te stellen, dat mij bekend is dat door de hier bedoelde arrestanten, blijkbaar op clandestiene wijze, uitvoerige briefwisseling wordt onderhouden met familieleden en belangstellenden hier te lande, die wederom nauw contact onderhouden met groepen, die daaruit politieke munt trachten te slaan. Zo beschikt bijvoorbeeld de heer Van Arem, neef van de APRA-arrestant Altman, over een origineel, door de betrokkenen ondertekend exemplaar van door een achttal APRA-arrestanten tot de Indonesiche procureur-generaal gerichte collectieve brief van 12 mei jl., waarvan uwe excellentie reeds melding maakte in haar telegram van 17 juli jl. Van deze brief ontving ik inmiddels - nadat uwe excellentie de tekst daarvan via de commissaris te Bandung was bekend geworden - een afschrift bij het uwerzijds schrijven van 21 juli jl. no 30641/G.S.3537/3186. Dit alles - bijgaande knipsels uit De Telegraaf en Elsevier van 29 en 28 juli jl. zijn daar voorbeelden van - leidt tot ongewenste, deels onjuiste deels tendentieuze publiciteit, welke in hoge mate nadelig zou kunnen inwerken op de medewerking, welke van de Indonesische autoriteiten tot de spoedige berechting of vrijlating van de betrokken arrestanten mag worden verwacht, en dus uiteindelijk deze arrestanten zelf benadeelt. Ook uit dezen hoofde is het gewenst, dat hun ten spoedigste de bijstand wordt verleend van een advocaat, tot wie zij zich met al hun grieven en bezwaren zullen kunnen wenden.'  - - -
Zie ook 2625: Peters 36
5303: HC Djakarta 38912/G.S.4643/1365
PDF afbeelding (835 KB)