Nederlands-Indonesische betrekkingen 1950-1963

 
English | Nederlands

Gegevens van record 2607

Nummer 2607
Datum 24-5-1952
Soort codetelegram(men)
Kenmerk Lamping 484
Opschrift/Bijlage(n)
Verzender(s) Lamping, A.Th. (info)
Ontvanger(s) Peters, L.A.H. (info)
Plaats van opmaak Djakarta
Plaats van bestemming Den Haag
Bewaarplaats Nationaal Archief
Bestand archief Minkol., codetel. 1952
Dossiernummer 1
Trefwoorden Harjono, militair attaché van Indonesië te Den Haag
Molukkenopstand/RMS, Republik Maluku Selatan
parlement, Indonesische -
pers/publieke opinie, Indonesische
Westerling, R./Westerlingaffaire(s)
Annotatie slotnoot:
Onder verwijzing naar dit telegram seinde Lamping op 28 mei onder no 515 aan BZ: 'Ik vond geen aanleiding U, na mijn 484 aan Minuor, verdere Indonesische persstemmen inzake Harjono te telegraferen, daar mij was gebleken, dat Aneta de quintessens van de voornaamste reactie had overgeseind. Na het eerste commentaar is de pers op de kwestie voorlopig slechts sporadisch teruggekomen.
Met enkele uitzonderingen, met name van Yamin en in zekere mate ook Merdeka, moet, in overweging nemende de ernst van het geval, worden geconstateerd dat de hier zo op sensatie beluste pers rustiger is dan wij hadden durven hopen. Waardering verdient de rol, die naar mijn vaste overtuiging Darmasetiawan in deze aangelegenheid heeft gespeeld. De Secretaris-Generaal is mijns inziens gevoelig geweest voor de wijze waarop deze kwestie is behandeld: ik doel hierbij op mijn bezoek aan hem nog avant ik daartoe opdracht had gekregen, de onmiddellijke persoonlijke toezending van de Nederlandse persreacties, terwijl meer in het algemeen de dezerzijds ruime verspreiding van de sympathievolle reactie van de Nederlandse pers een uitstekende indruk heeft gemaakt. Een bijzonder goede indruk heeft ook de succesvolle activiteit van de Nederlandse Politie gemaakt. Ik heb, na de arrestaties, hier en daar verteld, te weten dat de Officier van Justitie van deze kwestie een erezaak had gemaakt, wat gewaardeerd werd. Door een en ander is het van de aanvang af mogelijk geweest de sfeer in voor ons zo gunstig mogelijke zin te beïnvloeden.
Het hele verloop van zaken tot nu toe bevestigt mij in mijn reeds gerapporteerde indruk, dat verschillende leden van het nieuwe Kabinet streven naar goede betrekkingen met Nederland (vide het verslag van mijn gesprekken met Wilopo en Mukarto, terwijl uiteraard hetzelfde geldt voor Rum).
Ik sprak hedenmorgen in bovengenoemde geest met laatstgenoemde die mijn indruk juist achtte maar in dit verband vertrouwelijk twee punten naar voren bracht: in de eerste plaats was de Harjono-affaire nog niet in het Kabinet behandeld en verder wees hij erop, dat men hier nog geenszins algemeen ervan overtuigd is, dat bij de Nederlandse Regering de wens voorzit het verlangen naar goede betrekkingen te reciproceren.
Zojuist krijg ik van Darmasetiawan afschrift van een mijns inziens zeer rustig gestelde nota van 24 Mei jl., bestemd voor de Nederlandse Regering. Ik veronderstel dat deze nota U heeft bereikt: zo niet dan zou van Darmasetiawan's brief aan mij tegenover Susanto geen melding te maken zijn.' NA, archief Minkol. codetel. 1952, 6.
Zie ook 3094: Blom 388
PDF afbeelding (388 KB)