Gegevens van record 2655
Nummer | 2655 |
---|---|
Datum | 16-4-1951 |
Soort | codetelegram(men) |
Kenmerk | Blom 21 |
Opschrift/Bijlage(n) | |
Verzender(s) |
Blom, N.S.
(info)
|
Ontvanger(s) |
Balluseck, D.J. von
(info)
|
Plaats van opmaak |
Den Haag |
Plaats van bestemming |
New York |
Bewaarplaats | Nationaal Archief |
Bestand | archief Minkol., codetel. 1951 |
Dossiernummer | 13 |
Trefwoorden |
Amerika, houding/positie van - Hamid Algadri (PSI), voorzitter Indonesische delegatie in contactcommissie met UNCI opheffing/opzegging/sluiting Palar, N.L., vertegenwoordiger van Indonesië bij de VN '50-'52; ambassadeur te New Delhi '52-'56 Verenigd Koninkrijk, houding/positie van - Verenigde Naties, UNCI/Milobs Verenigde Naties, Veiligheidsraad van de - |
Annotatie |
inleidende noot: Op 12 april had Von Balluseck onder no 29 bericht dat 'het laatste rapport van de UNCI na haar sine die verdaging nog niet door het [VN] secretariaat [was] ontvangen. Volgens Protitch zal de Raad van dit voorlopig afsluitingsrapport formeel nota moeten nemen. Ik herinner hierbij echter aan de onwilligheid van de Raad om in oktober de rapporten van de UNCI over Ambon te behandelen. Voor het geval echter één of meerdere raadsleden ditmaal op behandeling zouden aandringen, zou ik gaarne instructies ontvangen of daarbij onzerzijds iets moet worden gezegd en zo ja, in welke geest.' NA, archief Minkol., codetel. 1951, 13. slotnoot bij telegram Blom 21 punt A: Op 10 april had Stikker onder no 28 aan Lamping geseind: 'Aneta berichtte 9 dezer dat voorzitter Indonesische delegatie van UNCI-contactcommissie verklaarde dat afwikkeling der militaire zaken goede gelegenheid bood het werk van UNCI op spectaculaire wijze te beëindigen. Vraag is bij mij gerezen, of verklaring van Algadri officiële Indonesische standpunt weergeeft. Mede teneinde Von Balluseck te kunnen inlichten en instrueren verneem ik gaarne avant indiening van haar rapport aan Veiligheidsraad en hoe van Indonesische zijde op uiteindelijk standpunt der UNCI werd gereageerd.' NA, archief Minkol., codetel. 1951, 9. Op 16 april antwoordde Lamping bij tel. no 37 aan Stikker: '1. De verklaring van Algadri geeft inderdaad de gevoelens van de Regering van Indonesië weer als reactie op het rapport van de UNCI, zij dringt nog steeds aan op formele opheffing van de UNCI. Bij een onderhoud met medewerker betoogde Algadri onder meer, dat zelfs een slapend voortbestaan van de UNCI na beëindiging van haar taak in Indonesië en andere Aziatische landen kan worden opgevat als internationale bevoogding en uiting van wantrouwen zijdens de Verenigde Naties, waardoor slechts wrevel en tegenzin tegen de Verenigde Naties worden gewekt. 2. - - - 3. In de aanbiedingsbrief van het rapport van de UNCI, vide mijn 32 [recordnummer 2179], stelt de UNCI, dat dezelfde overwegingen, die tot sine die verdaging van de UNCI hebben geleid, ook ten aanzien van de contactcommissie toepasselijk zijn. Zij beschouwt ook de contactcommissie en dier organen sine die verdaagd.' NA, archief Minkol., codetel. 1951, 7. slotnoot: Op 21 april seinde Von Balluseck onder no 39 dat hij 'van de US-missie [vernomen had], dat op grond van de berichtgeving van Cochran men te Washington eerder van oordeel [was] dat Indonesië niet zal insisteren op behandeling van het rapport voor de [Veiligheids]Raad.Tot dusver had noch alhier, noch te Djakarta Indonesia de USA benaderd. Met betrekking tot de opvatting van de Britse delegatie in de VR over een eventuele behandeling van het UNCI-rapport aldaar berichtte Von Balluseck voorts, dat volgens de leider hiervan, 'Coulson, het contact met de Indonesische missie zeer sporadisch was en praktisch nimmer over politieke kwesties ging. Daar een ongezochte gelegenheid tot een vraag aan Palar derhalve ontbrak, was zegsman van oordeel, dat het beter was de kwestie althans op dit moment niet met hem op te nemen "om slapende honden niet wakker te maken". De Britten waren overigens ook zeer geporteerd voor niet-behandeling in de Raad, te meer daar volgens Coulson de Britse Regering eigenlijk van oordeel is, dat de UNCI beter ware op te heffen.' NA, archief Minkol., codetel. 1951, 13. Hierop instrueerde Stikker Von Balluseck bij tel. no 29 'geen initiatief te nemen voor opname op de agenda van de VR, 'ondanks het risico, dat hiertoe onder Russisch voorzitterschap alsnog door anderen een voorstel zal worden gedaan. Ook in dat geval bestaat goede hoop dat dergelijk voorstel wordt afgestemd.' T.a.p. Onder verwijzing naar dit telegram berichtte Von Balluseck op 24 april nog dat Palar desgevraagd had gezegd, 'dat hij het rapport sinds een 8-tal dagen op zijn bureau had liggen, maar het nog niet had gelezen', waaruit, volgens zegsman, bevestiging van de Indonesische onverschilligheid in deze kwestie te concluderen viel. T.a.p. |
Zie ook |
321:
Ministerraad
2179: Lamping 32 3223: Von Balluseck 103 5007: Lamping 21 |
afbeelding (664 KB) |