Gegevens van record 2978
Nummer | 2978 |
---|---|
Datum | 17-10-1952 |
Soort | codetelegram(men) |
Kenmerk | Lamping 232 |
Opschrift/Bijlage(n) | |
Verzender(s) |
Lamping, A.Th.
(info)
|
Ontvanger(s) |
Beyen, J.W.
(info)
Luns, J.M.A.H. (info) |
Plaats van opmaak |
Djakarta |
Plaats van bestemming |
Den Haag |
Bewaarplaats | Nationaal Archief |
Bestand | archief Minkol., codetel. 1952 |
Dossiernummer | 8 |
Trefwoorden |
Darmasetiawan Notohatmodjo, secretaris-generaal van Buitenlandse Zaken van Indonesië kabinet/-scrises/-sformaties, Indonesische - massademonstraties/betogingen; zie ook Indonesië, Irianactie vanaf nov. '57 Nederlandse Militaire Missie (NMM) in/Nederlandse militaire steun aan Indonesië NG-kwestie, algemeen (= conflict over de status van NG tussen Nederland en Indonesië) Octoberaffaire/17e - parlement, Indonesische - PNI, Partai Nasional Indonesia PSI, Partai Sosialis Indonesia Simatupang, T.B., kolonel/gen.-majoor, chef generale staf TNI strijdkrachten, Indonesische, politieke conflicten binnen de/met de - Sukarno, redevoeringen/uitlatingen van - Susanto Tirtoprodjo (PNI), minister van Justitie van de Republiek Indonesië '49; zaakgelastigde te Den Haag '52-'56; ambassadeur te Parijs vlagkwesties |
Annotatie |
slotnoot: Eveneens op 17 okt. bedankten Beyen/Luns Lamping bij tel. no 141 ' voor het uitvoerige berichten in Uw 231 en 232. Wij volstaan op het ogenblik met U te berichten ter aanvulling van het U open toegezonden perscommuniqué, dat Susanto ons mededeelde, dat hij hedenmorgen niets wetende van de plaats hebbende incidenten, Mukarto had opgebeld, teneinde te informeren naar de stand van zaken betreffende een eventuele Kabinetscrisis. Mukarto had hem medegedeeld, dat de Sultan met moeite was bewogen om in functie te blijven en dat de crisis dus voorlopig afgewend scheen. Hij had hem echter tevens ingelicht over de plaats gehad hebbende incidenten. Susanto had toen medegedeeld terstond ons te willen bezoeken teneinde zijn persoonlijke verontschuldigingen als Hoofd van de Indonesische Vertegenwoordiging hier te lande mede namens de Indonesische gemeenschap aan te bieden. Mukarto had zich met dit voornemen kunnen verenigen. Susanto zeide, dat Mukarto een hoogst geagiteerde indruk maakte en dat hij van hem weinig of niets had kunnen vernemen omtrent de achtergrond van de betogingen, welke naar hij vermoedde zouden zijn uitgegaan van groeperingen, welke zich niet met de aangenomen motie konden verenigen.' - - - NA, archief Minkol., codetel. 1952, 10. Op 18 okt. seinde Lamping onder no 237 de inhoud van de volgende hem door Darmasetiawan die dag overhandigde nota door: 'Ik heb hierbij de eer Uwe Excellentie mede te delen, dat de Regering van de Republiek Indonesia en ikzelve ten zeerste betreuren hetgeen gisterenochtend heeft plaats gehad, zowel ten aanzien van de vertegenwoordiging van het Koninkrijk der Nederlanden in Indonesia, alswel ten aanzien van Uwe Excellentie zelve in de kwaliteit van Hoge Commissaris. Uiteraard keur ik, mede namens de Regering van de Republiek Indonesia, de onverantwoordelijke daad, gepleegd door een aantal Indonesische burgers tegen de eer van het Koninkrijk der Nederlanden met het neerhalen en verscheuren van twee Nederlandse vlaggen, welke op het moment rechtens in top wapperden van de vlaggestokken op het erf van Uwe Excellentie's ambtswoning en op het terrein van het Nederlandse Hoge Commissariaat aan Medan Merdeka Selatan 8, ten zeerste af. Om die redenen heb ik gisteren de Chef van het Protocol van mijn Ministerie onmiddellijk afgezonden naar Uwe Excellentie om het gebeurde te onderzoeken en hem tevens gemachtigd om de gevoelens van spijt omtrent het gebeurde te betuigen, alsmede om mondeling namens de Regering van de Republiek Indonesia en mijzelf verontschuldigingen aan te bieden omtrent de gepleegde ontoelaatbare handelingen, welke een belediging inhouden van de Nederlandse vlag. Onmiddellijk nadat het gebeurde mij is medegedeeld, heb ik de hulp ingeroepen van de gewapende politie, teneinde alle officiële gebouwen van de vertegenwoordiging van het Koninkrijk der Nederlanden in Djakarta te beschermen en te bewaken. Bij deze moge ik namens de Regering van de Republiek Indonesia nogmaals haar oprechte gevoelens van spijt betuigen, alsmede haar verontschuldiging aanbieden voor hetgeen is gebeurd. Ik heb voorts de nodige maatregelen doen nemen teneinde een soortgelijke gebeurtenis in de toekomst te voorkomen".' T.a.p. Op 18 okt. seinde Pereira, hoofd van de Nederlandse Militaire Missie te Djakarta, onder no 34 aan minister van Oorlog Staf een verslag door 'van de gebeurtenissen te Djakarta op 17 October jl. voor zover de NMM bij betrokken. In de late avond van 16 October ontving HMZ uit ALRI-bron zeer vertrouwelijke inlichting over mogelijke demonstratie in de vroege morgen van 17 October voor het presidentiële Paleis. Hierbij niet uitgesloten dat de demonstranten vervoermiddelen op de weg zullen aanhouden teneinde zich te voorzien van transport naar de demonstratieplaats. Desbetreffende inlichting ging vergezeld van de uitdrukkelijke verzekering, dat een en ander bepaaldelijk niet tegen de NMM gericht was. Op grond van de verkregen inlichtingen werd door mij bevolen alle Missiepersoneel op 17 October tot nader order thuis geconsigneerd te houden teneinde geen Missievervoer op de weg te hebben. Toen mij die dag omstreeks 07.00 uur inlichtingen bereikten, dat het stadsbeeld nog normaal was, werd de consignatie door mij opgeheven, zodat het Missiepersoneel naar het werk kon gaan. Daarna begon de demonstratie zich af te tekenen in de vorm van volksoptochten, volksoplopen en dergelijke in rayons van het Parlementsgebouw en het presidentiële Paleis, waarbij particuliere en openbare vervoermiddelen op de weg werden aangehouden. Het Missiepersoneel en het Missievervoer werd ongemoeid gelaten. Nadat mij berichten bereikten over vlagincidenten bij het HC werd mijnerzijds contact opgenomen met de Chef-Staf Weermacht, Generaal-Majoor Simatupang, aangezien op mijn hoofdkwartier eveneens de Nederlandse vlag waait, zij het dan ook, dat deze beveiligd wordt door de dagelijkse ADRI-wacht aldaar. De Chef-Staf verzocht mij onmiddellijk de vlag vooral te blijven doen waaien en [zei] dat de ADRI-wacht verantwoordelijk is, dat niets gebeurt. Eveneens verzocht hij onder meer ten aanzien van de normale bewegingsvrijheid van het Missiepersoneel geen bijzondere voorzorgsmaatregelen te treffen, aangezien zulks onnodig verontrustend of alarmerend zou kunnen werken. Door mij worden evenwel toch voorzorgsmaatregelen getroffen in de vorm van consignatie van Missiepersoneel en vervoer na afloop van de dienst. Aangetekend zij, dat naderhand door de Indonesische plaatselijke militaire commandant te Djakarta met ingang van 17 October de avondklok is ingesteld op 20.00 uur. Het Missiepersoneel wordt voorkomend behandeld door de Indonesische militaire posten, welke in het kader van veiligheidsmaatregelen over de stad zijn verspreid. Heden 18 October is het Missiepersoneel normaal aan het werk gegaan. Verder geen bijzonderheden.' Archief BZ, ingekomen codetel. Djakarta 1952. |
Zie ook |
2977:
Lamping 231
2980: Lamping 238 3273: Beyen/Luns 145 |
afbeelding (254 KB) |