Nederlands-Indonesische betrekkingen 1950-1963

 
English | Nederlands

Gegevens van record 3087

Nummer 3087
Datum 26-5-1952
Soort codetelegram(men)
Kenmerk Blom 384
Opschrift/Bijlage(n)
Verzender(s) Blom, N.S. (info)
Ontvanger(s) Lamping, A.Th. (info)
Plaats van opmaak Den Haag
Plaats van bestemming Djakarta
Bewaarplaats Nationaal Archief
Bestand archief Minkol., codetel. 1952
Dossiernummer 9
Trefwoorden Darmasetiawan Notohatmodjo, secretaris-generaal van Buitenlandse Zaken van Indonesiƫ
Nederlanders in Indonesiƫ, arrestatie/rechtspositie van -
Nederlandse Militaire Missie (NMM) in/Nederlandse militaire steun aan Indonesiƫ
Rum, Moh. (Masjumi), hoge commissaris te Den Haag jan.-sept. '50; minister van Buitenlandse Zaken sept. 1950- april 1951; minister van Binnenlandse Zaken april 1952-juli 1953; eerste vice-premier maart 1956-maart 57
Annotatie slotnoot:
In reactie hierop seinde Lamping op 28 mei onder no 514 aan Blom, 'mede bestemd voor Minuor', dat hij Rum die dag bezocht had. 'Ik deelde hem de mij bereikt hebbende geruchten mede en voegde daaraan toe, dat mijn Regering mij had geadviseerd mij informeel om persoonlijk advies tot hem te wenden, daar hij de hele voorgeschiedenis kende. Dit laatste bleek het geval te zijn.
Rum merkte daarna op, dat de geruchten hem wel uitermate onwaarschijnlijk voorkwamen, hij memoreerde dat hij deel uitmaakte van de veiligheidscommissie van vijf, zodat hij toch ongetwijfeld iets zou hebben gehoord als in de door mij gesignaleerde richting zou worden gedacht: quod non. Overigens herinnerde hij eraan, dat de lijn juist was om de SOB-gevangenen zoveel mogelijk, 70 procent, vrij te laten: dan zou het toch wel bijzonder vreemd zijn anderzijds Nederlanders voor vroeger bedreven daden te gaan arresteren.
Ik vroeg toen of niet de mogelijkheid bestond dat ondergeschikte ambtenaren op eigen gezag te werk zouden gaan met de bedoeling juist de Nederlanders te treffen. Rum merkte op dat het dan een beleidskwestie zou betreffen die toch niet buiten de commissie van vijf zou kunnen worden beslist.
Ik vroeg hem wat hij mij aanraadde verder te doen. Zou ik mij bijvoorbeeld tot Luar Negeri wenden? Rum gaf mij zeer positief in overweging verder niets te doen: zou hij nog iets horen in de commissie dan zou hij mij zulks laten weten.
Ik zou U willen adviseren de raad van Rum op te volgen. Wij hebben, zo al niet de zekerheid, dan toch een vrij grote waarborg, dat wij ons niet ongerust behoeven te maken. De zaak heeft thans Rum's aandacht en het zou verkeerd zijn tegen zijn advies in te handelen.
Gezien Rum's reactie heb ik niet met grof geschut gewerkt en niet over de Nederlandse Militaire Missie gerept, wat naar het mij voorkomt, in Uw geest was.' - - -. NA, archief Minkol., codetel. 1952, 6.
Zie ook 291: Ministerraad
2718: Lamping 509
PDF transcriptie (10 KB)