Nederlands-Indonesische betrekkingen 1950-1963

 
English | Nederlands

Gegevens van record 3223

Nummer 3223
Datum 28-11-1952
Soort codetelegram(men)
Kenmerk Von Balluseck 103
Opschrift/Bijlage(n)
Verzender(s) Balluseck, D.J. von (info)
Ontvanger(s) Beyen, J.W. (info)
Luns, J.M.A.H. (info)
Plaats van opmaak New York
Plaats van bestemming Den Haag
Bewaarplaats Nationaal Archief
Bestand archief Minkol., codetel. 1952
Dossiernummer 13
Trefwoorden Amerika, houding/positie van -
Australië, houding/positie van -
België, houding/positie van -
opheffing/opzegging/sluiting
Verenigde Naties, UNCI/Milobs
Verenigde Naties, Veiligheidsraad van de -
Annotatie inleidende noot:
Op 24 sept. 1952 had Lamping onder no 174 desgevraagd aan Stikker geseind , dat 'de UNCI inderdaad blijkens het laatste rapport "sine die" [was] verdaagd, zodat de hier aanwezige leden, te weten Bayens (België), Gilchrist (Australië) en Cochran (wnd. voor de VS) formeel nog steeds door een van beide partijen zouden kunnen worden bijeengeroepen' - - -. NA, archief Minkol., codetel. 1952, 7.
     Met betrekking tot de positie van de UNCI had Buitenlandse Zaken op 26 november onder no Celer 197 aan Djakarta en voorts aan Washington, New York en Canberra geseind: 'Aangezien het mogelijk is, dat bij de behandeling van het budget in de 5e commissie de aangelegenheid van het slapend voortbestaan van de UNCI ter sprake zal komen, werd aan Von Balluseck de instructie gezonden in voorkomend geval zonodig te wijzen op de noodzakelijkheid de UNCI pro memorie op de begroting te handhaven, daar de Veiligheidsraad nooit een einde aan het bestaan van de UNCI heeft gemaakt. De 5e commissie wordt niet gerechtigd geacht het opheffen van de UNCI te veroorzaken door het schrappen van de post op de begroting. Te uwer persoonlijke inlichting moge dienen dat het bovenstaande mede gebaseerd is op de overweging, dat op dit moment niet bepaald kan worden in hoeverre het handhaven van de UNCI als mogelijke weg naar de Veiligheidsraad nog nuttig kan zijn, ingeval Indonesië eenzijdige maatregelen tegen de overeenkomsten van de RTC zou opnemen. Overigens wordt mijnerzijds weinig belang gehecht aan het voortbestaan van de UNCI.' Archief BZ, uitgaande codetel. Djakarta 1951.

slotnoot:
In reactie hierop seinden Beyen/Luns op 2 dec. onder no 71 aan New York, 'dat opheffing UNCI op dit ogenblik inderdaad ongewenst is. Naast de argumenten, welke door U zijn aangevoerd, berust dit standpunt tevens op de overweging, dat het niet geheel uitgesloten geacht moet worden dat zich nog eens een geval zou voordoen, waarin een beroep op de UNCI nuttig zou kunnen zijn. De situatie in Indonesië is zeer labiel. Mochten de aanstaande onderhandelingen met Indonesië er toe leiden, dat de Unie wordt opgeheven en dat daarvoor in de plaats een voor beide partijen bevredigende regeling wordt gesteld, dan zou overwogen kunnen worden om dan in gemeenschappelijk overleg met Indonesië voor te stellen de UNCI op te heffen.' T.a.p.
    Onder verwijzing naar dit telegram deelde Von Balluseck diezelfde dag onder no 104  mee 'nader van Shann vernomen te hebben, dat de beide andere leden van de UNCI (België en Amerika) dezelfde mening als Australië zijn toegedaan, dat formele opheffing van de Commissie niet wenselijk is en dat in feite de UNCI langzamerhand toch afsterft.' - - -   NA, archief Minkol., codetel. 1952, 13.
Zie ook 2655: Blom 21
PDF afbeelding (120 KB)