Nederlands-Indonesische betrekkingen 1950-1963

 
English | Nederlands

Gegevens van record 3333

Nummer 3333
Datum 27-2-1952
Soort codetelegram(men)
Kenmerk De Beus 836
Opschrift/Bijlage(n)
Verzender(s) Beus, J.G. de (info)
Ontvanger(s) Stikker, D.U. (info)
Plaats van opmaak Washington
Plaats van bestemming Den Haag
Bewaarplaats Nationaal Archief
Bestand archief Minkol., codetel. 1952
Dossiernummer 14
Trefwoorden Allison, John M., (Deputy) Assistant Secretary of State; ambassadeur van de VS te Djakarta '53-'58
Amerika, financiële/economische/technische bijstand van - aan Indonesië.
Amerika, militaire steun/wapenleveranties van - aan Indonesië
arbitrage/bemiddeling/geschillenregeling/goede diensten
Cochran, H.M., ambassadeur van de VS te Djakarta '49-'53
Hatta, Moh.*
Internationaal Gerechtshof
kabinet/-scrises/-sformaties, Indonesische -
NG, Nederlands-Indonesische bestuurlijke samenwerking inzake -
NG-kwestie, algemeen (= conflict over de status van NG tussen Nederland en Indonesië)
Subardjo, Achmad, minister van Buitenlandse Zaken van Indonesië 4/'51- 4/'52
Zairin Zain, ambassadeur van Indonesië te Bonn '57-'61; te Washington '61-'65
Annotatie inleidende noot:
Op 25 feb. had Blom onder no 553 aan Washington geseind: 'Zain liet tijdens informele besprekingen blijken dat de Indonesische eis tot mede-verantwoordelijkheid ten aanzien van Nieuw-Guinea op daarmee overeenstemmende Amerikaanse opinie terzake zou steunen, welke opinie officieel aan de regering van Indonesië kenbaar zou zijn gemaakt.
Zain nam aan, dat deze Amerikaanse opvatting eveneens zou zijn medegedeeld aan de Nederlandse Regering, hetgeen onjuist is. Het zou door mij op prijs worden gesteld, indien U op het State Department zou willen informeren wat er waar is van een Amerikaans voorstel of demarche in Djakarta aanziens Nieuw-Guinea in de bovengestelde zin.' NA, archief Minkol., codetel. 1952 , 14.

slotnoot:
Met verwijzing naar het hierboven aangehaalde telegram seinde Lamping, eveneens op 27 feb., onder no 389: 'De mededeling van Zain vertoont in zoverre mijns inziens een belangrijk aspect, omdat deze mij wederom in gedachte brengt mijn brief van 14 december jl. waarin ik de eventualiteit onder ogen zag dat reeds lang een "plan Cochran", in mijn conceptie een "Amerikaans plan", zou bestaan. - - - Nu versterkt de mededeling van Zain mijn oorspronkelijke opvatting nog verder: immers zou daaruit niet alleen blijken dat het Indonesische voorstel ten aanzien van Nieuw-Guinea "zou steunen op daarmede overeenstemmende Amerikaanse opinie, welke officieel (dus niet als een eigen denkbeeld van Cochran) aan de Indonesische regering zou zijn kenbaar gemaakt", maar blijkbaar dacht men in Djakarta dat deze Amerikaanse opvatting ook aan de Nederlandse regering was medegedeeld. Inderdaad zou een dergelijke Amerikaanse mededeling aan de Nederlandse regering wel zijn onder te brengen geweest in de Amerikaanse politiek van neutraliteit in het geschil. Als Zain's mededeling juist is en het hier inderdaad een door de Amerikaanse regering zoal niet geïnspireerd dan toch zeker goedgekeurd voorstel zou hebben betroffen, dan zou de vraag rijzen waarom wij hiervan onkundig zouden zijn gelaten. Bestaat, of bestond, er een Amerikaans plan dan rijst de vraag waarom hierover met ons niet is gesproken. - - - Een verklaring zou kunnen zijn het jongste diplomatieke echec van Cochran, die,  bedriegen niet alle tekenen en inlichtingen, in het diplomatieke spel te hoog zou hebben geboden. Uiteraard was het op advies van Cochran dat met Subardjo de MSA-overeenkomst werd gesloten. Dat Cochran het State Department op dit gebied volkomen verkeerd zou hebben geadviseerd, zoals men hier in diplomatieke kringen veelal van oordeel is, zou ik bepaald niet voetstoots willen beweren, politiek spel motiveert nu eenmaal het nemen van risico's en het genomen risico was, gezien de inzet, mijns inziens niet overdreven groot, maar een feit is dat Cochran's balletje verkeerd gerold is, zo ziet het op het ogenblik er althans naar uit. De voortgezette toenadering van de RI tot Amerika (dat wil zeggen tot het Westen) zou Amerika hebben kunnen verleiden, zonder Amerika's "neutrale" politiek in ons geschil al te veel geweld aan te doen, Amerika's sympathie voor het "Indonesische" plan inzake Nieuw-Guinea in Den Haag kenbaar te maken.  Gezien de repercussies van de MSA-kwestie, resulterend in de val van het kabinet Sukiman en met name van de (terecht) Amerika zo dierbare Subardjo, en gesteld voor een nog onoverzienbare toekomstige buitenlandse politiek van een nieuwe Indonesische regering, zou het State Department op het laatste ogenblik de in uitzicht gestelde demarche, als steun in de rug aan de RI in Den Haag achterwege hebben kunnen laten. Het bericht uit Washington na het ontslag van Subardjo dat de RI zonder ratificatie van de MSA-overeenkomst, van Amerika geen financiële steun meer zal krijgen zou kunnen worden geconstrueerd als een terechtwijzing aan het adres van de doordrijvers van de kabinetscrisis.' - - -  NA, archief Minkol., codetel. 1952, 5.
     Op 29 feb. seinde Lamping onder no 395 voorts: 'Het door Allison in De Beus 836 naar voren gebrachte denkbeeld over de overdracht van de souvereiniteit, gepaard aan toezegging van langdurige economische en exploitatierechten voor Nederland schijnt ook bij Hatta te leven.
Dit werd aan mij overgebracht door een niet-ambtelijke Nederlander, aan wie Hatta dit denkbeeld had voorgelegd, waarop van Nederlandse zijde was opgemerkt dat het denkbeeld aantrekkelijker zou zijn als dan ook de nodige geldmiddelen gezamenlijk zouden worden opgebracht. Zo niet, dan zou practisch na afloop der concessies de RI de beschikking krijgen over een territoir, waarvoor Nederland alle offers had gebracht. Hatta had geantwoord, dat over modaliteiten uiteraard te spreken zou zijn.' NA, archief Minkol. codetel. 1952, 5.
Zie ook
PDF transcriptie (10 KB)