Nederlands-Indonesische betrekkingen 1950-1963

 
English | Nederlands

Gegevens van record 3398

Nummer 3398
Datum 5-10-1956
Soort codetelegram(men)
Kenmerk Van Roijen 608
Opschrift/Bijlage(n)
Verzender(s) Roijen, J.H. van (info)
Ontvanger(s) Beyen, J.W. (info)
Luns, J.M.A.H. (info)
Plaats van opmaak Washington
Plaats van bestemming Den Haag
Bewaarplaats Archief ministerie van Buitenlandse Zaken
Bestand archief BZ, ingek. codetel. Washington 1956
Dossiernummer
Trefwoorden Amerika, houding/positie van -
Bouman, mevrouw M., fungerend strafpleiter in de NIGO-processen
China, Chinezen, houding/positie van -
Mein, John Gordon, Director of the Office of South West Pacific Affairs St. Dept.
Nederlanders in Indonesië, arrestatie/rechtspositie van -
Robertson, Walter S., Assistant Secretary of State Far Eastern Affairs St. Dept. april '53-'59
schuldenkwesties tussen Nederland en Indonesië; zie ook: leningen van Nederland aan Indonesië
Sovjetunie, houding/positie van -; zie ook Oostbloklanden
Suezkanaal/ -kwestie
Sukarno, bezoek - aan Sovjetunie/Oostblok
Annotatie slotnoot:
Diezelfde dag liet Van Roijen hier onder no 611 op volgen: 'Tijdens het onderhoud met Robertson als weergegeven in mijn 608 bracht de Assistant Secretary of Far Eastern Affairs een interessante gedachte naar voren. Komende namelijk, n.a.v. de Nederlandse arrestanten in Indonesië, op het onderwerp van de Amerikaanse gevangenen in China, zei hij enkele malen dat, hoewel de VS meermalen ten bate van een goede behandeling van de Nederlandse arrestanten in Indonesië hadden geïntervenieerd, Nederland noch een der andere Amerikaanse bondgenoten ooit bij zijn weten stappen hadden ondernomen ten bate van de Amerikaanse gevangen bij de Chinese regering. Ik heb mij ervan onthouden te zeggen, dat wij met nadruk om Amerikaanse en andere interventie hadden gevraagd, doch dat van Amerikaanse zijde nooit aan ons om interventie was verzocht. Naar aanleiding van evengenoemde opmerking van Robertson, die ik als een halve suggestie meen te moeten aanvoelen, zou ik u de vraag willen voorleggen of het eventueel aanbeveling zou verdienen onzerzijds aan te bieden ten behoeve van de Amerikaanse gevangen bij de regering te Peking te interveniëren. Wij zouden hierdoor ongetwijfeld veel goodwill kunnen scheppen, vooral bij de heer Robertson zelf, voor wie het lot der Amerikaanse gevangen in China, zoals u bekend, een uiterst gevoelig punt is. Gaarne zie ik uw reactie op deze suggestie tegemoet.' T.a.p.
      Blijkens tel. no Van Roijen 819 van 28 nov. had  Luns hem 'persoonlijk' medegedeeld, dat hij kon overbrengen 'dat Nederland, hoewel daarvan weinig verwachtende, desgevraagd gaarne bereid is stappen ter bevrijding van de in China gevangen gehouden Amerikaanse burgers bij de Chinese regering te Peking te ondernemen'. Van Roijen deelde dit mee aan Sebald, Robertson's plaatsvervanger bij Far Eastern Affairs. Hoewel Sebald's reactie luidde 'dat hij hier niet veel van verwachtte', concludeerde Van Roijen dat dit aanbod 'een winstpunt' was, zodat 'wij met meer klem op Amerikaanse interventie zullen kunnen blijven aandringen'. T.a.p.

Op 8 okt. seinden Beyen/Luns bij tel. no 298: 'Bij ontvangst van uw 608 hadden wij concept gereed van ons circulaire-telegram 31 waarvan u kopie ontvangt. U gelieve thans Robertson in te lichten dat inderdaad belangstelling van andere ambassades in Djakarta ter terechtzitting te wensen overgelaten en dat wij derhalve reeds besloten er bij betrokken regeringen uitdrukkelijk op aan te dringen zitting van 15 dezer, waarop uitspraak in proces Schmidt verwacht, door lid diplomatieke staf te doen bijwonen om redenen als in ons circulaire-telegram 31 aangegeven. U gelieve daarbij op te merken dat u erop meent te mogen rekenen dat ook Amerikaanse diplomaat weer bij deze zitting aanwezig zal zijn.' Archief BZ, uitgaande codetel. Washington 1956.
Zie ook 2499: Van Roijen 629
4860: Hagenaar 933
PDF afbeelding (140 KB)