Nederlands-Indonesische betrekkingen 1950-1963

 
English | Nederlands

Gegevens van record 3578

Nummer 3578
Datum 13-12-1952
Soort codetelegram(men)
Kenmerk Van Ittersum 363
Opschrift/Bijlage(n)
Verzender(s) Ittersum, G.E. van (info)
Ontvanger(s) Beyen, J.W. (info)
Luns, J.M.A.H. (info)
Plaats van opmaak Djakarta
Plaats van bestemming Den Haag
Bewaarplaats Nationaal Archief
Bestand archief Minkol., codetel. 1952
Dossiernummer 8
Trefwoorden arbeidsaangelegenheden
bedrij(fsle)ven, houding/positie van het -
dienstplicht(igen)
Rasjid, (wnd.) secretaris-generaal van het ministerie van Buitenlandse Zaken van Indonesië; ambassadeur te Rome en te Bern
toelatings-/uitwijzingsbeleid/reisdocumenten, Indonesië
Annotatie slotnoot:
Op 17 dec. liet Van Ittersum hier onder no 375 op volgen: 'Verkreeg zojuist van Luar Negeri bevestiging van reeds in mijn 363 vermelde gerucht, dat het Hoofd van de Immigratiedienst in opdracht van de Minister van Justitie telegrafisch alle Immigratiekantoren heeft geïnstrueerd, om alle aan ex-KL en ex-KNIL-militairen gedane aanzeggingen om het land te verlaten voorlopig te laten rusten in afwachting van een nadere beslissing van hoger hand. Omtrent hetgeen de nieuw te ontwerpen regeling zal inhouden zei Musa alleen, dat screening in Indonesië op bezwaren van niet-militaire zijde schijnt te stuiten. Ik kan dit alleen zo uitleggen dat het gevaar van een massale actie tegen Nederlandse werkers om "economische" redenen nog geenszins geweken is.' T.a.p.
       Desgevraagd en in aansluiting op dit telegram seinde Lamping op 19 dec. onder no 379 'dat nog niet te zeggen was of en op welke wijze de Indonesische Regering ex-militairen in de toekomst moeilijkheden zal bezorgen. - - - Inderdaad hebben ook niet-Nederlandse natuurlijke en rechtspersonen moeilijkheden ondervonden. Gezien echter de numerieke meerderheid van de Nederlanders en de preponderante economische positie van Nederlandse bedrijven, was de actie primair tegen Nederlanders gericht.' Niet duidelijk was volgens Lamping wie of welke instantie voor de maaatregelen verantwoordelijk was. 'Hierover is geen zekerheid te verkrijgen. Naar buiten traden lagere militaire instanties op, maar op wiens instructies is onbekend. Rasjid gaf, zoals ik U in mijn 363 seinde, toe, dat de zaak in het Kabinet is geweest. Aangenomen kan worden dat deze maatregel door verschillende civiele autoriteiten niet alleen oogluikend is toegelaten, doch zelfs in zekere mate toegejuicht, omdat men hierin een bruikbaar en moeilijk aanvechtbaar middel zag om het bestand aan Nederlandse werkkrachten hier te lande te verminderen. Blijkbaar is hierover intern bij Indonesische regeringsinstanties wel het een en ander te doen geweest en heeft het drastische optreden van het militaire screeningsapparaat lang niet bij alle civiele instanties instemming gevonden. Aanvankelijk is men toen gekomen - blijkbaar als een soort compromis - tot een beroepsinstantie ten kantore van de Procureur-Generaal, waarin naast de militaire vertegenwoordiger ook vertegenwoordigers van Economische Zaken en van de Procureur-Generaal waren opgenomen. Uiteindelijk heeft blijkbaar de tegenzin bij goedwillende Indonesische elementen tegen de volkomen willekeur,  waartoe de maatregelen leidden, in regeringskringen de overhand gekregen, waarbij mijn herhaalde informele demarches ook hebben bijgedragen en heeft de Minister van Justitie het aangedurfd om het militaire apparaat te overrulen door zijn in mijn 375 geseinde decisie. Ik merk terzake nog op, dat rekening is te houden met de mogelijkheid, dat in gebieden, waarin de SOB nog niet is afgeschaft (waaronder Djakarta), de militaire instanties toch nog met toepassing van art. 7 van de SOB-ordonnantie hetzelfde effect zullen trachten te bereiken.' T.a.p.
Zie ook 3381: Van Bylandt 362
3574: Van Ittersum 345
3592: Van Ittersum 382
PDF afbeelding (350 KB)