Gegevens van record 3795
Nummer | 3795 |
---|---|
Datum | 25-3-1954 |
Soort | codetelegram(men) |
Kenmerk | Van Bylandt 1098 |
Opschrift/Bijlage(n) | |
Verzender(s) |
Bylandt, W.F.L. van
(info)
|
Ontvanger(s) |
Beyen, J.W.
(info)
Luns, J.M.A.H. (info) |
Plaats van opmaak |
Djakarta |
Plaats van bestemming |
Den Haag |
Bewaarplaats | Archief ministerie van Buitenlandse Zaken |
Bestand | archief BZ, ingekomen codetel. Djakarta 1954 |
Dossiernummer | |
Trefwoorden |
Liem, djaksa/officier van justitie te Djakarta Nederlanders in Indonesië, arrestatie/rechtspositie van - pers/publieke opinie, Indonesische pers/publieke opinie, Nederlandse |
Annotatie |
inleidende noot: Op 24 maart had Van Byland onder no 1094 geseind, dat een van zijn medewerkers op 22 maart een vertrouwelijk onderhoud had 'met mr. Liem, de landrechter. - - - Mr. Liem waagde zich niet aan een voorspelling omtrent het tijdstip, waarop de zaak Schmidt c.s. zou voorkomen, "als dat tenminste zal gebeuren" zoals hij daar veelbetekenend aan toevoegde. Met verwijzing naar bevoegdheid verleend in artikel 83 D/HIR wees mr. Liem voorts op de mogelijkheid, dat hij als rechter enige druk zou kunnen uitoefenen ter bespoediging van de indiening van de stukken van voorlopig onderzoek, indien hem een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van een der familieleden zou bereiken. Van deze suggestie zal uiteraard aanstonds gebruik worden gemaakt. - - -Tijdens dit gesprek had mijn bovenvermelde medewerker de gelegenheid de aandacht van mr. Liem te vestigen op de grote belangstelling, welke zowel bij pers als publiek in Nederland voor de zaak Schmidt bestond. Hij wees daarbij op de in enkele hoofdartikelen van invloedrijke bladen tot uiting gebrachte vrees, dat deze met veel ophef gepubliceerde arrestaties op dezelfde voor het Nederlandse rechtsgevoel onbevredigende wijze zouden eindigen als in het verleden het geval was geweest met de APRA-arrestanten.' Archief BZ, ingekomen codetel. Djakarta 1954. slotnoot: Op 29 maart seinde Van Bylandt onder no 1107 vervolgens: 'Bezocht heden Ali en zeide, ongeveer conform mijn 1098, dat appèl aan publieke opinie ophanden was. Ik vermeldde buitendien, dat wij aanwijzingen hadden van mishandeling door politie en wees hem in dit verband op een Antara-bericht van 22 dezer - - -, waaruit onplezierige conclusies te trekken zijn over politiemethodes, immers verband wordt gelegd tussen duur van politieonderzoek en verkrijging van de gewenste bekentenissen. Ali zegde mij antwoord toe over consulair bezoekrecht uiterlijk Zaterdag. Uiteraard wenste hij de Procureur-Generaal te raadplegen en waarschijnlijk de Kabinetsleden. Uit zijn uitlatingen leid ik verder af, dat sommige gedetineerden eigenlijk meer als getuigen dan als verdachten worden aangehouden, maar gezien de ernst van het vermoede misdrijf tegen de staat, wil men niemand loslaten tot het onderzoek is afgerond. Ik betoogde nog dat in sommige gevallen het incommunicado houden absoluut geen zin had en noemde als voorbeeld het geval van de gearresteerde administrateur van een onderneming in onveilig gebied, die weliswaar met benden contact had gehad, doch de politie steeds op de hoogte had gehouden. Ali vroeg mij toen om de namen van de mensen, die mijns inziens zouden kunnen worden vrijgelaten zonder het onderzoek te schaden. Ik nam hiervan dankbaar nota en zeide hierop te zullen terugkomen, maar dat ik uiteraard voor alle gedetineerden het consulaire bezoekrecht opeiste. Ik zeide het resultaat van dit gesprek te zullen seinen, maar er niet voor te kunnen instaan dat bijvoorbeeld door vragen in de Kamer de zaak avant einde dezer week niet reeds in de publiciteit zou komen, vooral door Antara-bericht. Ik moge mij veroorloven Uwe Excellentie in een nader telegram enige suggesties te doen over de tekst van de voorlopig opgeschorte nota, teneinde deze nog meer geschikt te maken voor eventuele publicatie, bijvoorbeeld het Antara-bericht zou daarin kunnen worden verwerkt.' - - - T.a.p. |
Zie ook |
3786:
Van Bylandt 1027
3798: Van Bylandt 1121 |
transcriptie (10 KB) |