Gegevens van record 3936
Nummer | 3936 |
---|---|
Datum | 5-11-1954 |
Soort | codetelegram(men) |
Kenmerk | Van Bylandt 579 |
Opschrift/Bijlage(n) | |
Verzender(s) |
Bylandt, W.F.L. van
(info)
|
Ontvanger(s) |
Beyen, J.W.
(info)
Luns, J.M.A.H. (info) |
Plaats van opmaak |
Djakarta |
Plaats van bestemming |
Den Haag |
Bewaarplaats | Archief ministerie van Buitenlandse Zaken |
Bestand | archief BZ, ingekomen codetel. Djakarta 1954 |
Dossiernummer | |
Trefwoorden |
Darul Islam duikboten, al dan niet verdacht opduiken van - in de wateren rond Indonesië Jungschläger-/Schmidt-/NIGO-processen; zie ook NIGO-arrestanten, Doornik etc Kartosuwirjo, S.M., leider van de Darul Islam Liem, djaksa/officier van justitie te Djakarta Nederlanders in Indonesië, arrestatie/rechtspositie van - Sunario, djaksa tinggi/procureur-generaal in de NIGO-processen |
Annotatie |
inleidende noot: Bij tel. no 555 van 29 okt. had Van Bylandt verslag gedaan van de voortgezette behandeling van de zaak Schmidt op 28 okt., waarbij 'djaksa tinggi Sunario andermaal openlijk en op weinig waardige wijze blijk gaf van zijn bevooroordeelde instelling ten aanzien van het door de verdediging aangevoerde bewijsmateriaal ter staving van het opnieuw ingediende verzoek getuige Tomasoa te doen vervolgen wegens meineed. Sunario deed daarentegen duidelijk uitkomen dat de verklaringen van "Saudara" Tomasoa ongetwijfeld betrouwbaar waren. - - - Als tweede getuige werd gehoord de Indonesiër Suhaemi, die desgevraagd een opsomming gaf van zijn Nederlandse relaties, in welk verband behalve een aantal officieren en een Borsumij -employé ook mijn ambtsvoorganger Lamping door hem werd vermeld. Ondanks de hem gegeven waarschuwing geen onwaarheid te spreken, hield deze getuige vol met eigen ogen te hebben gezien, dat de voormalige Nederlandse Hoge Commissaris een gesprek had gevoerd met de Darul Islam leider Kartasuwirjo, die in de jaren 1950 en 1951 meermalen te Djakarta zou zijn geweest. Deze opzienbarende mededeling was niet opgenomen in de processen-verbaal van het vooronderzoek. Na afloop van de zitting uitte rechter Liem tot de op zijn verzoek nagebleven journalisten zijn misnoegen over het optreden van djaksa tinggi Sunario door te verklaren "het is de houding van de djaksa, welke mij ziek maakt". Over de leugenachtige bewering van getuige Suhaemi betreffende het contact tussen de heer Lamping en de Darul Islam was de rechter dermate verontwaardigd geweest, dat hij geweigerd had deze mededeling door zijn griffier te doen optekenen. Tot kennelijke ergernis van djaksa tinggi Sunario werd de eerstvolgende zittingsdag op 4 November bepaald.' Archief BZ, ingekomen codetel. Djakarta 1954. |
Zie ook |
3869:
Van Bylandt 432
3945: Van Ittersum 603 4083: Beyen/Luns 570 |
afbeelding (177 KB) |