Nederlands-Indonesische betrekkingen 1950-1963

 
English | Nederlands

Gegevens van record 3975

Nummer 3975
Datum 23-12-1954
Soort codetelegram(men)
Kenmerk Van Ittersum 739
Opschrift/Bijlage(n)
Verzender(s) Ittersum, G.E. van (info)
Ontvanger(s) Beyen, J.W. (info)
Luns, J.M.A.H. (info)
Plaats van opmaak Djakarta
Plaats van bestemming Den Haag
Bewaarplaats Archief ministerie van Buitenlandse Zaken
Bestand archief BZ, ingekomen codetel. Djakarta 1954
Dossiernummer
Trefwoorden Amerika, houding/positie van -
Cochran, H.M., ambassadeur van de VS te Djakarta '49-'53
Cumming, Hugh S., Officer US Embassy Djakarta '53-'57
Jungschläger-/Schmidt-/NIGO-processen; zie ook NIGO-arrestanten, Doornik etc
Nederlanders in Indonesië, arrestatie/rechtspositie van -
NG, (rechts)positie/houding gevangenen op -
NG, infiltraties/infiltranten op -
Parkes, Brits zaakgelastigde te Djakarta
Verenigd Koninkrijk, houding/positie van -
Annotatie slotnoot:
Bij tel. no 530 van 27 dec. verklaarde Beyen zich accoord met de inhoud van dit telegram. 'U zou voorts de Engelsen en Amerikanen erop kunnen wijzen', aldus voorts Beyen, 'dat deze en de overige vervolgingen in de zaak-Schmidt eenzelfde politieke opzet hebben van niet alleen anti-Nederlands, maar algemeen anti-Westers karakter en dat ook andere Westerse belangen en de persoonlijke veiligheid van Engelse en Amerikaanse staatsburgers in Indonesië daarbij betrokken zullen raken, zoals nu al blijkt uit de onderhavige beschuldigingen.
U zou daarom kunnen trachten Uw collega's te overtuigen dat ook het Engelse en het Amerikaanse belang meebrengen niet alleen stopzetting van de zaak-Jungschläger, maar van al deze zaken.
Nederland kan in het belang der arrestanten niet afzien van publicatie der feiten op het daartoe geschikte tijdstip, indien niet vaststaat dat alle arrestanten in de zaak-Schmidt en aanverwante zaken buiten vervolging en op vrije voeten worden gesteld. - - - Nederland wil gaarne met de Amerikanen en Engelsen de zaak in de doofpot stoppen, mits de belangen van alle Nederlandse verdachten daarmede worden gediend.
Wel zou U kunnen bevorderen dat publicatie der feiten wordt uitgesteld, totdat de Indonesische Regering de gelegenheid heeft gehad te beslissen op een stap van de Amerikanen en Engelsen, omdat, als deze in de officiële tenlastelegging vervatte verdachtmakingen eenmaal gepubliceerd zijn, het voor de RI moeilijker wordt daarop terug te komen. Ondersteuning van Uw demarches bij Cumming en Parkes in Washington en Londen lijkt mij voorshands niet gewenst. Ik neem voorts aan dat 'de idee' waartegenover Cumming en Parkes blijkens de voorlaatste alinea van Uw telegram niet afwijzend stonden, betrekking had op de hoofdzaak, namelijk een door hen te ondernemen stap, en niet op de gesuggereerde uitwisseling der arrestanten tegen de Nieuw-Guinea-infiltranten. Van uitwisseling kan mijns inziens geen sprake zijn, daar de infiltranten duidelijk schuldig zijn en door een uitwisseling als het ware implicite zou worden toegegeven dat er in de tegen de Nederlandse arrestanten geuite beschuldigingen enige waarheid zou kunnen schuilen.'  - - - Archief BZ, uitgaande codetel. Djakarta 1954.
       Op 28 dec. seinde Van Roijen onder no 471, 'met veel belangstelling kennis [genomen te heben] van telegram Van Ittersum 739 als zijnde een duidelijk bewijs ervan dat voor bepaalde elementen in Indonesië geen middel te grof is om buitenlanders en met name Nederlanders in discrediet te brengen. Moet echter bekennen dat ik enigszins aan het twijfelen ben geraakt  - - - doordat in het tweede gedeelte van het telegram de term "in de doofpot stoppen teneinde de communisten daarvan niet te laten profiteren" voorkomt. Verwijzing naar liquidatie der APRA-arrestantenzaak werkt voor mij evenmin verhelderend.' - - - Archief BZ, ingekomen codetel. Washington 1954.
      Hierop antwoordde Beyen bij tel. no 233 van 30 dec.: 'De uitdrukking "in de doofpot stoppen" heb ik opgevat als uitsluitend betrekking hebbend op het onopvallend beëindigen van de strafvervolging, met invrijheidstelling van de arrestanten, en geruisloze afvoering naar Nederland. Er is bij ons geen enkele twijfel aan de onschuld der arrestanten of enige vrees dat Nederlandse instanties met dergelijke activiteiten ook maar iets te maken hebben gehad. Mijnerzijds wil ik het mogelijke doen om aan het bedreven onrecht op grond van intrigues en valse aanklachten en de daarmee gepaard gaande mishandelingen zo spoedig mogelijk een eind te maken. De ervaring met de APRA-arrestanten heeft geleerd - en dit lijkt mij de enige reden van verwijzing door Van Ittersum naar deze affaire - dat het mogelijk is onder bepaalde omstandigheden de betrokken Indonesische Ministers er toe te krijgen dat verdachten zonder vonnis geruisloos worden afgevoerd, namelijk in die gevallen, waar voltooing van de strafvervolging ongewenste consequenties dreigt te hebben voor de Indonesische Regering. Geheimzinnigheid zal dan nodig zijn om te voorkomen, dat andere instanties die coûte que coûte veroordeling van betrokkenen nastreven (de Staatspolitie) een spaak in het wiel steken.' - - -  Archief BZ, uitgaande codetel. Washington 1954.
       Onder verwijzing naar dit laatste telegram seinde Van Ittersum op 2 jan. 1955 onder no 763 'dat uw toelichting volkomen juist is. Ik vernam inmiddels van Cumming en Parkes', aldus voorts Van Ittersum, 'dat zij nog geen instructies hebben ontvangen. Ik heb beiden medegedeeld dat ik publicatie van de voor Amerika en Engeland bezwarende getuigenverklaringen niet veel langer kan tegenhouden.Naar ik meen zou Nederland daar ook alleen belang bij hebben, indien beide landen zich voor een geruisloze afhandeling der arrestantenzaken zouden willen inzetten, waarop ik met het verstrijken van de tijd en gezien Van Roijens 476 echter weinig hoop meer heb. Ik verwacht dus publicatie 3 of 4 dezer.'     Archief BZ, ingekomen codetel. Djakarta 1955.
Zie ook 4136: Beyen/Luns 625
4726: Van Roijen 480
PDF afbeelding (288 KB)