Nederlands-Indonesische betrekkingen 1950-1963

 
English | Nederlands

Gegevens van record 4586

Nummer 4586
Datum 23-5-1955
Soort codetelegram(men)
Kenmerk Lewe 13
Opschrift/Bijlage(n)
Verzender(s) Lewe van Aduard, E.J. (info)
Ontvanger(s) Beyen, J.W. (info)
Luns, J.M.A.H. (info)
Plaats van opmaak Bagdad
Plaats van bestemming Den Haag
Bewaarplaats Nationaal Archief
Bestand archief Minkol., codetel. 1955
Dossiernummer 4
Trefwoorden Afro-Aziatisch(e) blok/conferenties/landen
China, Chinezen, houding/positie van -
Chou En Lai, vanaf 1949 premier van de Volksrepubliek China, tot 1958 tevens minister van Buitenlandse Zaken
communisme
Indonesië, neutraliteits-/ongebonden landen-politiek van -
Irak, houding/positie van -
NG-kwestie in de vergaderingen van de Verenigde Naties
NG-kwestie, algemeen (= conflict over de status van NG tussen Nederland en Indonesië)
Annotatie slotnoot:
Op 7 mei had De Beus onder no 15 o.m.uit Karachi geseind, dat uit berichten van Schürmann, Reuchlin en De Smit  duidelijk was geworden 'dat Mohammed Ali de enige is geweest die initiatief tot verzwakking Nieuw-Guinearesolutie heeft genomen'. NA, archief Minkol., codetel. 1955, 5.

Met betrekking tot een aantal andere discussiepunten op de conferentie had Jamali hem, aldus Lewe in zijn tel. no 15 eveneens van 25 mei aan Den Haag, het volgende meegedeeld:
'A. Jamali beschouwt Bandungconferentie een short term succes voor anti-communisme, doch meent te moeten waarschuwen tegen onvoorzichtig optimisme ten aanzien van long term consequenties. Of ook deze even bevredigend zullen zijn zou afhangen van de wijze waarop gerageerd zal worden op het Rood-Chinees politiek streven. Dit laatste is, volgens hem, in principe niet gewijzigd, en blijft gericht op expansie en het verkrijgen van het leiderschap in Zuidoost- en Oost-Azië. China zou hopen Azië in communistische, althans Chinees-communistische richting, om te buigen.
B. Ongetwijfeld had Chou, volgens Jamali, met grote handigheid zijn tactiek te Bandung aangepast aan de stemming en de opvattingen, welke hij daar aantrof. Chou had zich een staatsman van formaat getoond. Zijn charme, gematigdheid, soepelheid en aanpassingsvermogen hadden hem de bewondering van ook zijn politieke tegenstanders doen winnen. Deze, volgens Jamali welbewust gekozen houding, zou dienen tot het verkrijgen van vertrouwen zijdens Aziaten, en tot het in slaap sussen van hen, die van hun wantrouwen in China's bedoelingen hadden blijk gegeven. Chou zou hierin gedeeltelijk zijn geslaagd, en Peking-China zou niet aarzelen dit succes uit te buiten, en de infiltratie in Azië, zij het met een hier en daar gewijzigde tactiek, voort te zetten.
C. Jamali meende dat Nehru aan invloed verloren had. Hij noemde hiervoor twee oorzaken, ten eerste het feit dat Nehru's persoonlijkheid de meeste deelnemers was tegengevallen, in tegenstelling met die van Chou. Nehru had blijk gegeven zich onvoldoende te kunnen beheersen, - een kwaliteit welke juist de Oosterling zo hoog aanslaat - en zich niet snel en soepel te kunnen aanpassen aan omstandigheden - uiterlijk althans. Jamali vond Nehru persoonlijk achteruitgaand, en wellicht reeds "op zijn retour".
D. Jamali noemde de conferentie "a defeat for the neutralists". Hij vroeg aandacht voor de vier N-s, te weten Nehru, Nasser, Nu en Nair (Afghanistan), die het neutralisme nastreven. Zij hadden tevoren overleg gepleegd, waren tezamen in een vliegtuig te Bandung gearriveerd, hadden tevergeefs getracht dat neutralisme te doen prevaleren, en waren tezamen vertrokken met het voornemen volgend jaar een hernieuwde poging te wagen, wanneer Egypte tot een Afro-Aziatische conferentie te Caïro zou uitnodigen.' - - -  NA, archief Minkol., codetel 1955, 4.
Zie ook 4141: Beyen/Luns 677
PDF afbeelding (363 KB)