Nederlands-Indonesische betrekkingen 1950-1963

 
English | Nederlands

Gegevens van record 4881

Nummer 4881
Datum 15-11-1956
Soort codetelegram(men)
Kenmerk Celer 586
Opschrift/Bijlage(n)
Verzender(s) ministerie van Buitenlandse zaken (info)
Ontvanger(s) Middelburg, D.G.E. (info)
Plaats van opmaak Den Haag
Plaats van bestemming Djakarta
Bewaarplaats Archief ministerie van Buitenlandse Zaken
Bestand archief BZ, uitgaande codetel. Djakarta 1956
Dossiernummer
Trefwoorden diplomatieke en consulaire betrekkingen Nederland-Indonesië vanaf februari '56, aard/naam/organisatie van de -
Jungschläger-/Schmidt-/NIGO-processen; zie ook NIGO-arrestanten, Doornik etc
Lips, D.L., advocaat in de NIGO-processen
Nederlanders in Indonesië, arrestatie/rechtspositie van -
NG-kwestie in de vergaderingen van de Verenigde Naties
NG-kwestie, algemeen (= conflict over de status van NG tussen Nederland en Indonesië)
pers/publieke opinie, Nederlandse
Tamzil, M., chef Directie Europa van het ministerie van Buitenlandse Zaken van Indonesië, directeur Kabinet van de President; ambassadeur te Canberra en Parijs
voorlichting/propaganda/publicatie/verklaring/communiqué, Nederlandse
Annotatie inleidende noot:
Onder no 1118 had Middelburg op 12 nov. verslag gedaan van een 'onofficieel' gesprek tussen Menke enTamzil. Hierbij had Tamzil aangegeven 'te hopen, dat ernaar gestreefd zou worden voor Indonesië kwetsende uitlatingen en publicaties in Nederland achterwege te laten. Mijn medewerker suggereerde daarop als een persoonlijke gedachte dat wellicht overwogen kon worden in het kader van een streven naar betere onderlinge verhoudingen te komen tot een regeling van de diplomatieke betrekkingen door deze kwestie te lichten uit het totale complex van geschillen tussen beide landen. Tamzil gaf als zijn mening te kennen dat zulks wellicht wel mogelijk zou zijn. Hij voegde hieraan toe dat "verschillenden van ons" dezelfde gedachte hadden en daarvoor aan het werk waren. Deze arbeid zou echter naar hij stelde vertroebeld worden door de laatste Nederlandse regeringsverklaring. Aan de in het voorgaande weergegeven mededelingen van mijn medewerker moge ik het volgende toevoegen. Het wil mij voorkomen dat wij van Nederlandse zijde eventuele aanwijzingen van een Indonesische wens tot het verbeteren van de betrekkingen met nauwlettendheid zullen moeten volgen. Het is niet duidelijk of de heer Tamzil in het hiervoor aangegeven relaas zijn eigen mening alleen maar weergaf dan wel de tolk was van een meer algemene opvatting. Ik vraag mij persoonlijk af of van Nerderlandse zijde wel de regeling der diplomatieke betrekkingen als eerste stap in de richting van de regeling van het totaal der problemen moet worden gesteld. Ik  zie evenwel in dat mijn medewerker gezien de loop van het bovenaangegeven gesprek moeilijk anders kon doen dan dit voorbeeld noemen aangezien aan deze missie niet bekend is welk programma voor een eventuele regeling der moeilijkheden Uwe Excellentie voor ogen staat. Sommigen van mijn medewerkers hebben wel de indruk gekregen dat over de schuldenkwestie bereidheid tot praten zou bestaan. Daarbij is dan echter steeds de kwestie Nieuw-Guinea terstond van Indonesische zijde genoemd. Ook andere problemen als de repatriëring der Ambonezen en een eventuele versnelde repatriëring van Nederlanders uit Indonesië  - waarvan de aanwezigheid in zo grote getalen de Indonesiërs niet te aangenaam kan zijn - zou als een voorloper op het herstel van normale verhoudingen kunnen worden uitgekozen.' - - - Archief BZ, ingekomen codetel. Djakarta 1956.
      Diezelfde dag seinde Middelburg onder no 1119: 'Tijdens het gesprek van mijn medewerker met Tamzil waarop betrekking heeft mijn 118 is onder meer uitvoerig ingegaan op de zaak Schmidt. Tamzil stelde dat de publiciteit rondom de zaak Schmidt daaraan geen goed had gedaan. Menke heeft daarop uitgebreid uiteengezet waarom wij overtuigd zijn van de onschuld van Schmidt. Menke koesterde na afloop van zijn betoog de hoop Tamzil te hebben overtuigd - voor zover nog nodig - dat de rechter wel onder zeer zware druk heeft gestaan. Menke vroeg daarop Tamzil wat hij dacht van de kansen van Schmidt in hoger beroep daarbij stellende dat slechts een vrijspraak-vonnis bevredigend zou zijn. Tamzil deelde daarop mede getracht te hebben hierover te spreken met Wirjono de voorzitter van het Hooggerechtshof doch "die lacht maar wat". Tamzil stipte wel aan dat de behandeling voor de Penggadilan Tinggi kon geschieden zonder dat daaraan enige publiciteit werd gegeven. Of hieruit enige gunstige verwachting mag worden geput blijft evenwel de vraag.' T.a.p.
Zie ook 3518: Middelburg 1118
3555: Middelburg 1157
3561: Middelburg 1126
3566: Middelburg 1117
4882: Celer 601
PDF afbeelding (424 KB)