Gegevens van record 4907
Nummer | 4907 |
---|---|
Datum | 6-3-1956 |
Soort | codetelegram(men) |
Kenmerk | Van Roijen 904 |
Opschrift/Bijlage(n) | |
Verzender(s) |
Roijen, J.H. van
(info)
|
Ontvanger(s) |
Beyen, J.W.
(info)
Luns, J.M.A.H. (info) |
Plaats van opmaak |
Washington |
Plaats van bestemming |
Den Haag |
Bewaarplaats | Archief ministerie van Buitenlandse Zaken |
Bestand | archief BZ, ingek. codetel. Washington 1956 |
Dossiernummer | |
Trefwoorden |
Amerika, houding/positie van - Dunham, William B., Officer Swiss/Benelux Affairs St. Dept., '56; eerste secretaris US ambassade te Den Haag '56- '59 Elbrick, C. Burke, (Acting) Assistant Secretary for European Affairs St. Dept. Jungschläger-/Schmidt-/NIGO-processen; zie ook NIGO-arrestanten, Doornik etc Kwee Djie Hoo, zaakgelastigde van Indonesië te Den Haag Lancaster, Officer Netherlands Desk St. Dept. Nederlanders in Indonesië, arrestatie/rechtspositie van - pers/publieke opinie, Amerikaanse State Department, divergerende opvattingen over de Nieuw-Guineakwestie op het - voorlichting/propaganda/publicatie/verklaring/communiqué, Nederlandse Zuid/Zuidoost-Azië |
Annotatie |
slotnoot: Op 7 maart seinde Van Roijen onder no 916 dat een van zijn medewerkers in een gesprek met Lancaster van de Benelux-desk gevraagd had 'of de VS reeds enige actie naar aanleiding van mijn verzoeken terzake [van het proces Jungschläger] hadden ondernomen'. Na enige aarzeling, aldus Van Roijen, antwoordde Lancaster 'met verzoek zulks vertrouwelijk te houden, dat deze kwestie nog in studie was bij Murphy, Under Secretary of State. Toen medewerker hierop vroeg of hij hieruit moest afleiden dat nog geen stap terzake werd ondernomen, bevestigde Lancaster dit. Hij wees hierbij nogmaals op de "moeilijke" positie waarin de VS zich zouden bevinden ten aanzien van de Arabische en Aziatische landen. Telkens wanneer wij (Holland desk), aldus Lancaster, met een bepaald voorstel tegen de "policy" inzake Indonesië komen, worden van de Indonesische desk nieuwe argumenten opgevoerd om hieraan niet te tornen. Ook Cumming in Djakarta doet zijn best om de VS een de Indonesiërs-vriendelijke politiek te doen voeren. Anderzijds doet ook Matthews in Den Haag "a fine job". Lancaster zelf zegde toe het uiterste te zullen doen om ons te blijven steunen en zal gaarne zo veel mogelijk van documenten voorzien blijven.' - - - T.a.p. Op 12 maart seinde Van Roijen vervolgens onder no 930 dat 'Horsky, de Washingtonse advocaat, die wij vergeefs hebben getracht als observer bij de processen tegen de Nederlandse arrestanten in Indonesië toegelaten te krijgen' hem vertrouwelijk het verteld had, dat hij Haring 'van de Indonesia Desk' in een telefoongesprek gevraagd had 'of het State Department niet voornemens was te protesteren tegen het feit dat djaksa tinggi Sunario zonder commentaar melding had gemaakt van de lasterlijke beschuldigingen inzake deelneming aan de "droppings" door een vliegtuig van de Amerikaanse ambassade. Haring had geantwoord dat de VS-regering vermoedelijk niets zou doen omdat de Amerikaanse ambassadeur in Djakarta reeds eenmaal een officieel dementi terzake had uitgegeven en aangezien voorts "the accusation had not been played up in the Indonesian press". Vrijwel hetzelfde werd hedenmiddag aan een mijner medewerkers gezegd door Dunham, Officer in Charge Swiss Benelux Affairs, die medewerker had opgebeld met kennelijke opdracht van zijn superieuren om te vernemen of de ambassade soms de hand had gehad in publicatie gedurende het afgelopen weekend van verschilende artikelen over de toestand in Indonesië resp. over het Jungschläger-proces (hoofdartikelen in N Y Times en N Y Herald Tribune benevens artikelen in Washington Post alsook in Christian Science Monitor). Medewerker antwoordde terecht dat naar zijn persoonlijke mening een nieuw dementi van de Amerikaanse ambassade te Djakarta hier op zijn plaats zou zijn. Aan de hand van een voorbeeld uit zijn ervaring te Peking betoogde medewerker dat bij uitblijven van zodanige dementi de communisten zeer wel gebruik zouden kunnen maken van de bedoelde lasterlijke beschuldiging in hun anti-Amerikaanse propaganda.' T.a.p. Op 13 maart seinden Beyen/Luns onder no 425 aan Washington, met afschrift aan Djakarta: 'Van een buitenlandse diplomaat hier ter stede vernemen wij dat Kwee Djie Hoo, de Indonesische zaakgelastigde alhier, hem mededeelde dat de Amerikaanse regering eindelijk is overgegaan tot het verrichten van een demarche in Djakarta met betrekking tot de Jungschlägeraffaire. Kwee Djie Hoo was uiterst verheugd dat Amerikaanse regering ten langen leste hiertoe had besloten omdat zulks ongetwijfeld voor Indonesische regering aanleiding zou kunnen zijn in te grijpen in deze juridisch en moreel onverdedigbare zaak. U kan van het bovenstaande tegenover Amerikaanse autoriteiten gebruik maken; de betrokken diplomaat, die in deze aangelegenheid aan Nederlandse kant staat, wenst echter als bron tegenover Amerikanen niet genoemd te worden. Aantekening voor interne distributie: betrokken diplomaat is de Australische ambassadeur.' - - - Archief BZ, uitgaande codetel. Washington 1956. Naar aanleiding van het bericht in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 17 maart, dat Van Bylandt bij aankomst op Schiphol in een gesprek met persvertegenwoordigers gezegd zou heben 'dat hij over de behandeling van de Nederlandse arrestanten in Indonesië "geen speciale klachten" had, seinde Van Roijen op 20 maart onder no 19: 'Ik moge er voor de goede orde op wijzen, dat een verklaring als bovenbedoeld van officiële Nederlandse zijde het Nederlandse standpunt tegenover de Amerikaanse autoriteiten geen goed doet. Wij hebben steeds, m.i. terecht, tegenover VS-regering volgehouden dat de behandeling van de Nederlandse arrestanten in de afgelopen twee jaar juist alles te wensen heeft overgelaten.' Archief BZ, ingekomen codetel. Washington 1956. |
Zie ook |
87:
Ministerraad
4905: Van Roijen 902 4906: Van Roijen 894 |
afbeelding (223 KB) |