Nederlands-Indonesische betrekkingen 1950-1963

 
English | Nederlands

Gegevens van record 5100

Nummer 5100
Datum 24-4-1954
Soort codetelegram(men)
Kenmerk Van Roijen 850
Opschrift/Bijlage(n)
Verzender(s) Roijen, J.H. van (info)
Ontvanger(s) Beyen, J.W. (info)
Luns, J.M.A.H. (info)
Plaats van opmaak Washington
Plaats van bestemming Den Haag
Bewaarplaats Archief ministerie van Buitenlandse Zaken
Bestand archief BZ, ingek. codetel. Washington 1954
Dossiernummer
Trefwoorden Amerika, houding/positie van -
Bonsal, Officer Southeast Asian Affairs St. Dept.
Drumright, Everett F., Deputy Assistant Secretary Far Eastern Affairs St. Dept.
Dulles, Allen, Director CIA
Galbraith, F., Officer Indonesia Desk St. Dept., in '62 ambassadesecretaris te Londen
Robertson, Walter S., Assistant Secretary of State Far Eastern Affairs St. Dept. april '53-'59
Southeast Asiatic Treaty Organisation(SEATO)/Zuidoost-Aziatische Verdragsorganisatie(ZOAVO)
unieverhouding/RTC-akkoorden, (Haags) overleg '54 ter herziening/beëindiging van de - ; zie ook: Haags Protocol
unieverhouding/RTC-akkoorden, beëindiging/opzegging van de -
Annotatie inleidende noot:
Op 19 april had Van Roijen onder no 837 'uitsluitend aan de ministers, casu quo secretaris-generaal persoonlijk' geseind: 'Tijdens mijn vertrouwelijk onderhoud met Mukarto (zie mijn 838 [recordnummer 3707]) bracht deze het gesprek op het verzoek der Indonesische regering om onderhandelingen over Uniestatuut en Nieuw-Guinea te hervatten. Mukarto verdedigde de bekende Indonesische stelling, die hij destijds ook tegenover Luns had uiteengezet, dat het welhaast onmogelijk zou zijn voor de Indonesische regering om Nieuw-Guinea geheel buiten de besprekingen te laten "zelfs al zouden maar vijf minuten aan dit onderwerp worden besteed, dan zou de Indonesische regering daardoor haar gezicht tegenover de publieke opinie kunnen redden". Ik antwoordde, dat dit onmogelijk zou zijn voor de Nederlandse regering, aangezien deze zich principieel op het standpunt stelt, dat over de souvereiniteit van Nieuw-Guinea geen twijfel bestaat en dat dus over dit onderwerp niet gesproken kan worden. Toen Mukarto hierop zei "maar de Nederlandse regering riskeert toch, dat Djakarta dan de Unie eenzijdig opzegt", luidde mijn antwoord, dat een unilaterale opzegging van de Unie door Indonesië dit land in de opinie van de wereld veel kwaad zou doen. Enigszins tot mijn verwondering verklaarde daarop Mukarto, dat hij juist ten aanzien van deze reactie van de wereldopinie zijn voelhorens had uitgestoken en dat zijn conclusie was, dat bedoelde reactie zeer zou meevallen. "Mijn vrees is", aldus Mukarto, "dat indien deze unilaterale opzegging inderdaad zonder kwade gevolgen verloopt, bepaalde groepen in Indonesië op unilaterale opzegging van andere overeenkomsten met Nederland zullen aandringen". Het bovenstaande geef ik slechts weer voor wat het waard is. Het is moeilijk na te gaan of Mukarto inderdaad eerlijk tot de conclusie gekomen is, dat een unilaterale opzegging van het Uniestatuut in de Verenigde Staten geen noemenswaardige reactie te voorschijn zou roepen en of hij deze conclusie aan zijn regering heeft doorgegeven. Intussen zal ik zelf een ongezochte gelegenheid benutten om het State Department te polsen ten aanzien van zijn reactie in het onverhoopte geval dat Indonesië het Uniestatuut unilateraal zou opzeggen.' Archief BZ, ingekomen codetel. Washington 1954.

noot bij 'Uw 455':
Op 23 april had Luns onder dit nummer geseind: 'De New Yorkse correspondent van de "Telegraaf" meldde 16 dezer het volgende: "Amerika blijkt in dit stadium tegen opheffing van het Unieverdrag tussen Nederland en Indonesië te zijn, nu zich in Zuidoost-Azië zulke belangrijke ontwikkelingen voordoen. Al verkeert de uitwerking van Dulles' plannen voor gemeenschappelijke actie nog in beginstadium, in Washington begint toch de mening post te vatten, dat elke verandering in de Unie-overeenkomst onwenselijk is, zolang men niet precies weet, hoe de situatie in Zuidoost-Azië zich verder zal ontwikkelen". De correspondent meent voorts, dat Washington Indonesië conform zou inlichten, indien Indonesië advies terzake zou vragen van de Verenigde Staten "dat lid is van de nog steeds bestaande UNCI". Sunarjo's verklaring, dat het Unievraagstuk binnen 2 maanden zou kunnen worden opgelost, wekte op sommige waarnemers te Washington de indruk, dat Indonesië naar overhaasting streeft, hetgeen Washington volgens de correspondent als ongewenst zou beschouwen. Ik zal gaarne vernemen of u de herkomst van dit verhaal kunt traceren en of er uws inziens enige grond bestaat voor de veronderstelling, dat voorgaande visie op de houding van het State Department ten aanzien van Unie-opheffing juist kan zijn.'  Archief BZ, uitgaande codetel. Washington 1954.
Zie ook 3707: Van Roijen 838
PDF afbeelding (520 KB)