Nederlands-Indonesische betrekkingen 1950-1963

 
English | Nederlands

Gegevens van record 5312

Nummer 5312
Datum 23-8-1950
Soort officieel schrijven + bijlage(n)
Kenmerk Buza 84888-6884 G.S.
Opschrift/Bijlage(n)
Verzender(s) Stikker, D.U. (info)
Ontvanger(s) Drees, W. (info)
Plaats van opmaak Den Haag
Plaats van bestemming Den Haag
Bewaarplaats Archief ministerie van Buitenlandse Zaken
Bestand archief BZ, GS 1945-1954
Dossiernummer 156b
Trefwoorden arbitrage/bemiddeling/geschillenregeling/goede diensten
deelstaten/federatie/VSI, opheffing van de -
India, houding/positie van -
Koninklijk Nederlands-Indonesisch Leger (KNIL), liquidatie van het -
Kortenaer, Hr. Ms.
Makassar-affaire(s) 1950
Molukkenopstand/RMS, Republik Maluku Selatan
Molukkers, KL (ex-)KNIL-militairen in rayons/doorgangskampen in Indonesië
Nehru, Pandit Jawaharlal, minister-president en minister van Buitenlandse Zaken van India '47-'64
Verenigde Naties, UNCI/Milobs
Annotatie slotnoot:
Eveneens op 23 aug. seinde Gieben onder no 448 aan Van Maarseveen, 'mede voor Stikker': 'Vanmorgen kwam Bihin mij vertrouwelijk vertellen,  dat Doolittle instructies uit Washington had gekregen om stappen te nemen inzake de Ambonaffaire, met name de mogelijkheid onder ogen te zien dat hetzij de drie leden der UNCI hetzij Milex-board zich naar Ambon zal begeven. Naar het oordeel  van Bihin en Doolittle zou rechtsgrond voor dit initiatief zowel in het zelfbeschikkingsrecht als in de reorganisatie van het KNIL gelegen zijn. Bihin vroeg mij hoe de Nederlandse Regering over een dergelijke stap zou oordelen. Ik heb hem gezegd, dat een initiatief van UNCI voor een poging om het Ambongeschil tot oplossing te brengen ongetwijfeld de goedkeuring van de Nederlandse Regering heeft. Hij was het met mij eens, dat het geen aanbeveling verdient alleen Milex-board naar Ambon te sturen, omdat het probleem in wezen niet militair is en ook al zou men het uit militaire hoek (reorganisatie KNIL) willen benaderen, Milex toch terstond in het politieke aspect der zaak zou worden betrokken.
Doolittle en Bihin stellen zich voor hun plan aan Hatta voor te leggen en, zich volkomen vrijheid voorbehoudende, aan Hatta te vragen wat het standpunt van de RI was inzake de mate van aan Ambon te verlenen zelfbestuur binnen het raam van RI en inzake mogelijke amnestie. Met deze wetenschap willen zij in Ambon gaan onderzoeken hoe de kaarten daar liggen. Doolittle en Bihin hadden Cutts nog niet over de zaak kunnen spreken.' NA, archief Minkol., codetel. 1950, 9.
      Blijkens een memorandum gedateerd 24 aug. van Van Ittersum, chef Directie Oosten van het ministerie van Buitenlandse Zaken aan Drees, in zijn functie van minister van Buitenlandse Zaken a.i., was dit bericht aanleiding af te zien van het plan (informeel) Nehru's bemiddeling in te roepen bij de oplossing van de Ambonkwestie. Archief BZ, GS 1945-1954,190.

Op 25 aug. bracht Stikker onder no 140 telegrafisch de belangstelling en waardering over van de Nederlandse regering voor het in dit telegram vermelde voornemen van de UNCI 'een actieve rol te spelen ter oplossing van de moeilijkheden inzake Ambon en de liquidatie van het KNIL'. 'Nadat', zo besloot Stikker, 'het besluit van de UNCI officieel zal zijn, ware wellicht Uwerzijds zo nodig de UNCI te suggeren aan haar besluit publiciteit te verlenen.' Archief BZ, uitgaande codetel. Djakarta 1950.

Voorts seinde Stikker onder de resp. nos 184 en 88 aan Washington en Brussel o.m.: 'Verwezen wordt naar het U afzonderlijk doorgeseinde telegram nr. 448 van Gieben aan Minuor. Zodra U bericht ontvangt, dat de Nederlandse Regering officieel door UNCI is benaderd met een voorstel tot actieve bemiddeling van UNCI in de Ambonaffaire, zoals door Doolittle en Bihin wordt beoogd, verzoek ik U de Regering te Uwent van grote belangstelling en waardering der Nederlandse Regering te doen blijken voor een dergelijk initiatief - - - . Canberra werd in gelijke zin geïnstrueerd.' Archief BZ, uitgaande codetel. Washington 1950.


Op 27 aug. berichtte Gieben echter onder no SP 9, dat Doolittle tot de overtuiging was gekomen 'dat de UNCI met het nemen van haar initiatief moest wachten tot het nieuwe kabinet. Zijn overweging was, dat wanneer UNCI initiatief had genomen zij dit ook zou moeten kunnen doorzetten en niet wellicht zien afgeremd door moeilijk te weerleggen argument dat een demissionair kabinet over een zo belangrijke zaak geen beslissing kon nemen. Dit gold ook voor de mate van aan Ambon toe te kennen zelfbestuur en amnestie.' Op zijn vraag, aldus voorts Gieben, of de UNCI van plan was Hatta ondershands te polsen zei Bihin 'dat Doolittle daarvoor niet veel voelde omdat daardoor de RI gelegenheid kreeg lang over het plan door te denken en zulks misschien een verkeerde uitwerking zou kunnen hebben.' Volgens Gieben speelde bij het uitstel van het plan ook de onzekerheid van Bihin en Doolittle over de houding van Cutts een rol. NA, archief Minkol., codetel. 1950, 16. Zie recordnummer 1729.
Zie ook 1729: Gieben 142
PDF afbeelding (1240 KB)