Nederlands-Indonesische betrekkingen 1950-1963

 
English | Nederlands

Gegevens van record 5810

Nummer 5810
Datum 26-10-1956
Soort codetelegram(men)
Kenmerk Lovink 54
Opschrift/Bijlage(n)
Verzender(s) Lovink, A.H.J. (info)
Ontvanger(s) Luns, J.M.A.H. (info)
Plaats van opmaak Ottawa
Plaats van bestemming Den Haag
Bewaarplaats Archief ministerie van Buitenlandse Zaken
Bestand archief BZ, GS 1955-1964
Dossiernummer 1615
Trefwoorden Afro-Aziatisch(e) blok/conferenties/landen
Canada, houding/positie van -
Ceylon, houding/positie van -
Irak, houding/positie van -
NG-kwestie in de vergaderingen van de Verenigde Naties
Palestinakwestie
Turkije, houding/positie van -
Annotatie slotnoot:
Hier volgen nog enkele reacties op het instructietelegram no Luns 33:
- Ambassaderaad Schoch te Pretoria berichtte op 23 okt. bij tel. no 6: 'Minister Louw, die 5 november via Rome naar New York vertrekt als leider van de VN-delegatie, heeft mij heden persoonlijk volledige steun van de Unie aan Nederland aanziens Nieuw-Guinea toegezegd. Het is verwachtbaar dat de Unie zich tegen inscriptie op de agenda zal verzetten met beroep op artikel 2 sub 7 van het Handvest.' T.a.p.
- Savelberg, ambassadeur te Ankara seinde op 27 okt. dat, hoewel 'de Turkse regering haar standpunt betreffende de omvangrijke agenda van de eerstkomende Algemene Vergadering nog niet officieel had bepaald' hem niettemin nu al te verstaan was gegeven, 'dat het Turkse standpunt in principe gericht is zowel tegen inscriptie van de Nieuw-Guineakwestie op de agenda als tegen Indonesische pretenties wat betreft de substantie der zaak. Zoveel praktische politieke mogelijkheden zulks toelaten, zal dit principiële standpunt door de Turkse delegatie ter aanstaande vergadering worden verwezenlijkt.'   T.a.p.
  - Lewe van Aduard, gezantschapsraad te Bagdad, schreef op 30 okt. onder no 7571/540 GS/656 geheim, dat hij:
'1. Uit enige gesprekken met leider en leden van Iraqse delegatie naar de Algemene Vergadering van de VN - - - kort voor hun vertrek naar New York, de indruk (doch niet meer dan indruk) [had] gekregen dat
a. Iraq zeer waarschijnlijk zal stemmen pro-Indonesië in kader Arabische Liga  - Bandunglanden;
b. kans dat Iraq zich van stemming zal willen onthouden, echter niet geheel uitgesloten is;
c. Iraq in principe anti-Nederlandse rede zal houden, welke hetzij gematigd, hetzij fel zou kunnen uitvallen, alnaargelang zulks door leider Iraqse delegatie opportuun wordt geacht;
d. kans dat Iraq afziet van deelname discussie inzake Nieuw-Guineakwestie, of wel matigende invloed zal willen aanwenden, echter niet uitgesloten is.
2. Ik meen te hebben begrepen dat Iraqse houding ten dele zal worden bepaald door Nederlandse houding t.a.v. Palestijnse kwestie, waaronder vluchtelingenkwestie.
3. Iraqse delegatieleden, die aan voorgaande Algemene Vergaderingen van de VN hebben deelgenomen, menen Nederland te moeten verwijten:
a. bij eerdere gelegenheden op opvallend felle wijze aan debat inzake Palestijnse kwestie, waaronder vluchtelingenkwestie, te hebben deelgenomen;
b. indruk te hebben gevestigd dat Nederland er rechtstreeks belang bij had Israël te steunen.
4. Bedoelde Iraqi's vroegen zich af waarom de betreffende Nederlandse gedelegeerden zo opvallend fel waren opgetreden, en waarom Nederland niet dezelfde houding innam als bijvoorbeeld België dat weliswaar wel pro-Israël stemde, doch zich verder vrijwel van commentaar onthield.
5. Vanzelfsprekend moge ik bovenstaande weergave Nederlandse houding geheel voor rekening bedoelde Iraqi's laten.
6. Mijn indruk (en ik moge herhalen: niet meer dan indruk) is dat er een basis te vinden zou zijn waarop een soort van "gentleman's agreement" met Iraqse delegatie te New York aangegaan zou kunnen worden, inhoudende enerzijds een gematigde houding van Iraq inzake Nieuw-Guinea en een aanwenden van Iraqs invloed teneinde andere Arabisch-Aziatische staten hiertoe te bewegen, tegenover anderzijds een gematigde houding van Nederland inzake de Palestijnse kwestie, bijvoorbeeld conform de volgens bedoelde Iraqi's door België ingenomen houding.' - - - T.a.p.
- Eveneens op 30 okt. schreef Van der Mandele, buitengewoon gezant te Colombo, dat hij op 22 oktober het aide-mémoire had overhandigd aan De Soyza, Permanente Secretaris BZ. 'Het enige vermeldenswaardige punt uit het gesprek was', aldus Van der Mandele,'dat ik opmerkte dat, indien de Verenigde Naties voortgaan met binnenlandse aangelegenheden te bespreken, ook Ceylon met zijn moeilijkheden over de Tamil-minderheid wel eens het slachtoffer zou kunnen worden. Dit argument werd als zo onwaarschijnlijk van de hand gewezen dat ik goed meen te doen het - voorlopig althans - niet te gebruiken.'
    Over zijn onderhoud met de premier rapporteerde Van der Mandele voorts o.m.: 'Ten derde vroeg de eerste minister mij waarop Indonesië zijn vermeende souvereiniteit eigenlijk baseerde. Ik antwoordde hierop dat, voorzover mij bekend, deze basis ligt in het feit dat Nieuw-Guinea met de rest van Nederlands-Indië als een geheel werd bestuurd en op het feit dat voor de vestiging van het Nederlandse gezag de sultan van Ternate Nieuw-Guinea tot zijn territoir rekende, zonder dat echter van feitelijk gezagsuitoefening veel sprake was. Ik kon van deze gelegenheid gebruik maken om erop te wijzen dat, zo al Indonesië bestaat uit een groot aantal volkeren en rassen, en dat zo al ethnografisch geen volkomen scherpe grens kan worden getrokken tussen Nieuw-Guinea en Oost-Indonesië waar ook zekere melanesische trekken zijn te vinden, er cultureel een zeer groot verschil is tussen de Papoea's en de volkeren van Indonesië en dat eerstgenoemden in ontwikkeling gelijk kunnen worden gesteld met de Veddahs. - - - Het gesprek eindigde met het verzoek van de heer Bandaranaike mijn betoog schriftelijk te adstrueren en de toezegging, mijn schriftelijke uiteenzetting zorgvuldig te bestuderen. Ik verzocht en verkreeg daarop toestemming om mijn reeds ingediende aide-mémoire te vervangen door een ander, dat de loop van het gesprek meer op de voet zal volgen. Ofschoon de eerste minister mij nergens uitdrukkelijk bijviel heb ik de indruk dat hij mijn betoog met grote belangstelling volgde en dat hij in gemoede nog beslist niet overtuigd is dat het Nederlandse standpunt verkeerd en het Indonesische standpunt rechtvaardig is.' T.a.p.
- Neuerburg, buitengewoon gezant te Addis Abeba, seinde op 1 nov.: 'Demarche circulaire 33 uitgevoerd, afgevend memorandum met volledige argumentatie en aandringend herziening standpunt van de Ethiopiesche regering, gezien mede huidige tegen alle rechtsprincipes ingaande optreden Indonesische regering. Vice-minister begreep de toestand zeer goed, vooral ook het belang voor de toekomst van de Papoeabevolking. Hij zou de zaak opnemen met de nog niet vertrokken delegatie. Hoewel ik hoopvoller ben dan vorige malen, blijft het een onveranderd feit dat de mening van de vice-minister niet beslissend is, dat de Afro-Aziatische invloed sterk, dat Europese koloniale overheersingsidee bij gekleurde rassen moeilijk uit het hoofd te praten is. Ik beveel aan dat Schürmann Ethiopische collega benadert.' T.a.p.
Zie ook 5802: Luns circulaire 32; Luns circulaire 33
5809: Teixeira 7; Van Loon 14; Van Houten 6; Van Beusekom 22; Van der Kun 5; Flaes 31; De Waal 17; Zijderveld 10; Teixeire 15; De Thouars 7.
PDF afbeelding (74 KB)