Nederlands-Indonesische betrekkingen 1950-1963

 
English | Nederlands

Gegevens van record 5813

Nummer 5813
Datum 8-12-1956
Soort codetelegram(men)
Kenmerk Boon 144; Kasteel 5; Van Beusekom 26; Lovink 81; Neuerburg 11
Opschrift/Bijlage(n)
Verzender(s) Beusekom, J.C. van (info)
Boon, H.N. (info)
Kasteel, P.A. (info)
Lovink, A.H.J. (info)
Neuerburg, R.M. (info)
Ontvanger(s) Luns, J.M.A.H. (info)
Plaats van opmaak Rome
Ottawa
Caracas
Dublin
Addis Abeba
Plaats van bestemming Den Haag
Bewaarplaats Archief ministerie van Buitenlandse Zaken
Bestand archief BZ, GS 1955-1964
Dossiernummer 1615
Trefwoorden Australië, houding/positie van -
Canada, houding/positie van -
Italië, houding/positie van -
Latijns-Amerikaanse landen, houding/positie van de -
NG-kwestie in de vergaderingen van de Verenigde Naties
Annotatie De hier opgenomen telegrammen werden verzonden tussen 8 en 24 december. T.a.p.

slotnoot bij telegram Lovink 81:
Op 29 dec. 1956 seinde Schürmann onder no 409 onder verwijzing naar Lovink 81, dat hij de Canadese reactie op Lovinks demarche inzake Nieuw-Guinea besproken had met Hill, Australische vertegenwoordiger bij de VN. 'Volgens Hill,' aldus Schürmann, 'dient het weinig bevredigende Canadese standpunt aanziens eventuele milde resolutie te worden toegeschreven aan de Canadese voorliefde voor "moralizing attitudes". Naar zijn mening zal tengevolge van zowel de Canadeze vriendschap jegens Australië en Nederland als onze gezamenlijke bewerking van de Canadese delegatie alhier met welke wij uitstekende betrekkingen onderhouden, uiteindelijk en althans in de plenaire vergadering op Canadese steun tegen iedere resolutie kunnen worden gerekend. Onder de gegeven omstandigheden was Hill van mening dat voor het ogenblik diende te worden afgezien van hernieuwde pogingen om Ottawa reeds thans tot andere gedachten te brengen. Een zodanige druk zou wellicht een averechts effect hebben. Hoewel ik vooralsnog Hills optimisme aanziens de uiteindelijke Canadese houding niet volledig kan delen, ben ik het met hem eens dat voorlopig van nieuwe demarches beter kan worden afgezien.' T.a.p.
      Evenens op 29 dec. seinde Luns dit telegram van Schürmann onder no 32 door aan Lovink, waarbij hij onder verwijzing naar diens telegram no 81 nog opmerkte: 'Zoals u bekend is gaat Indonesië ervan uit, dat zij de souvereiniteit over Nieuw-Guinea reeds bezit. Met elke door Indonesië in te dienen resolutie wordt dan ook beoogd Nederland tot overdracht te dwingen. De Indonesische regering realiseert zich zeer wel, dat een de souvereiniteitskwestie stellende resolutie voor dit doel ongeschikt is en haar niet voldoende stemmen zal opbrengen. Om tactische redenen is dan ook een resolutie strekkende tot onderhandelen of enigerlei vorm van bemiddeling te verwachten. Hiermede wordt door de Indonesische regering echter hetzelfde doel nagestreefd, n.l. het vaststellen van het bestaan van een geschil en dwang op Nederland tot onderhandelen op Indonesische voorwaarden, hetgeen voor Nederland onaanvaardbaar is. Ook een dergelijke resolutie is daarom voor Nederland onaanvaardbaar. In geval Canada ons ten aanzien van een dergelijke resolutie in de steek zou laten, zou dit door de Nederlandse regering worden betreurd. Zulks zou een wijziging ten nadele van Nederland betekenen van het standpunt dat door Canada in 1954 bij de stemming over een eveneens schijnbaar onschuldige resolutie Nieuw-Guinea betreffende werd ingenomen. U gelieve evenwel over dit aspect van de kwestie nog geen formeel contact met External Affairs op te nemen in afwachting van eventuele nadere berichten mijnerzijds.' T.a.p.
      De inhoud van het telegram Schürmann 409 werd door Luns eveneens onder no 32 aan Canberra doorgeseind, in reactie waarop Winkelman op 3 jan. 1957 onder no 130 seinde, dat 'External Affairs alhier de Nederlandse opvattingen volkomen deelt. Tange wees mij er nog op, dat druk van de Verenigde Naties op Westerse landen om afhankelijke gebieden in Afrika en Azië te abandonneren in strijd zou zijn met de door hoofdstuk 11 van het Handvest opgelegde verplichtingen.' T.a.p.

Als schriftelijke reactie op de in no 5811 vervatte instructies kwamen o.m. binnen de op 13 dec. door  Daubanton verzonden brief no 2875-4GS/532 en de op 17 jan. 1957 door Star Busman uit Wenen verzonden brief no 323-7GS/50.
Daubanton releveerde in zijn brief dat slechts twee van de Latijns-Amerikaanse landen tegen de inscriptie van de Nieuw-Guineakwestie hadden gestemd, nl. Chili en de Dominicaanse Republiek. 'Op het ministerie van Buitenlandese Zaken werd', aldus Daubanton, 'toen de dank van Harer Majesteits Regering werd overgebracht, de verzekering gegeven dat Chili in deze aangelegenheid Nederland zal blijven steunen ook al zou dit land de enige Latijns-Amerikaanse Republiek zijn welke deze houding aanneemt.' Hij voegde hier aan toe: 'Ik moge van deze gelegenheid gebruik maken om ter kennis van Uwe Excellentie te brengen, dat Chili het op zeer hoge prijs zou stellen met ingang van 1 januari 1958 tot lid van Ecosoc gekozen te worden, waaromtrent, naar ik hier vernam, een brief gericht is aan de Permanente Vertegenwoordiger van Nederland bij de Verenigde Naties.' T.a.p.

Star Busman berichtte bij bovengenoemd schrijven, dat hij van de Oostenrijkers nog geen vaste toezegging had kunnen verkrijgen.' Na een uitvoerige weergave van zijn tot de minister van Buitenlandse Zaken, Figl, gerichte betoog had deze geantwoord 'dat hij de Chef van de Oostenrijkse delegatie had geïnstrueerd hem terstond in kennis te stellen van ontwerp resolutie dat van Aziatische zijde zou worden ingediend zodat Oostenrijkse regering haar positie zou kunnen bepalen waaraan hij toevoegde dat Oostenrijk in geen geval vóór Indonesië zou stemmen. Ik heb hem gezegd dat wij met het laatste niet geholpen zijn maar een positief standpunt te onzen gunste nodig hadden en verder dat het weinig zin had te wachten met een toezegging totdat ontwerp resolutie ter tafel daar enige resolutie van die zijde competentie van UNO zou vastleggen en daarom voor ons a priori onaanvaardbaar zou zijn. Hij zag dit in en was bereid ons positieve steun toe te zeggen mits zijn socialistische coalitiepartner die ik vroeger reeds bewerkt heb akkoord ging, mij belovende zo spoedig mogelijk mijn verlangen met dr. Kreisky te bespreken en daarna definitief antwoord te geven. Overigens zou het m.i. goed zijn ook Oostenrijkse delegatie UNO onder druk te houden.' T.a.p.
     Op 4 februari seinde Luns onder no 8 aan Schürmann het aan Den Haag gerichte posttelegram van Star Busman door, waarin deze berichtte dat hij dringend had ingepraat op staatssecretaris Kreitsky, die bezwaren had geopperd tegen het geven van positieve steun aan het Nederlandse standpunt: 'Oostenrijk deed beter zich te onthouden daar "men zulke controverses moeilijk beoordelen kon en hier te lande geen belangstelling bestond voor zulke verafgelegen problemen." - - - Het resultaat is', aldus Busman, 'dat thans Gesandter, Baron dr. Haymerly, chef Politieke Zaken die maandag naar New York vertrokken is, opdracht heeft gekregen rapport uit te brengen over de stemming in UNO ten aanzien van dit punt en advies te  verstrekken.' T.a.p.
   Op 14 feb. seinde Schürmann onder no 25: 'Oostenrijkse delegatie bevestigde thans instructie te hebben ontvangen Nederlandse standpunt inzake Nieuw-Guinea te steunen.' T.a.p.
Zie ook 5811: Schürmann 344
PDF afbeelding (552 KB)

U heeft gezocht naar documenten die aan de volgende criteria voldoen:

  • Trefwoord is: Bihin, P.F.E., Belgisch lid van de UNCI