Nederlands-Indonesische betrekkingen 1950-1963

 
English | Nederlands

Gegevens van record 6042

Nummer 6042
Datum 19-9-1957
Soort codetelegram(men)
Kenmerk Celer 166; Celer 168
Opschrift/Bijlage(n)
Verzender(s) Beugel, E.H. van der (info)
Ontvanger(s) Luns, J.M.A.H. (info)
Plaats van opmaak Den Haag
Plaats van bestemming New York
Bewaarplaats Archief ministerie van Buitenlandse Zaken
Bestand archief BZ, uitgaande codetel. New York 1957
Dossiernummer
Trefwoorden Australië, houding/positie van -
Hammarskjöld, Dag H.A.C., secretaris-generaal van de VN van april '53 tot sept. '61
MacClure Smith, H.A., ambassadeur van Australië te Den Haag '55-'58
NG, Nederlands-Australische bestuurlijke/militaire samenwerking inzake -
NG-kwestie in de vergaderingen van de Verenigde Naties
Tange, Arthur H., secretaris-generaal van het ministerie van Buitenlandse Zaken van Australië '54-'65
voorlichting/propaganda/publicatie/verklaring/communiqué, Australische
voorlichting/propaganda/publicatie/verklaring/communiqué, Nederlandse
Annotatie slotnoot:
Bij no Celer 44 van 20 sept. werd ook aan Fack, plv. ambassadeur te Canberra, de concept-tekst van het 'joint statement' geseind, onder de toevoeging: 'Tange benadrukte, dat de kwestie betreffende eventueel statement in Canberra nog nader moet worden bestudeerd en dat het nog geruime tijd kan duren voordat  Australische kabinet bereid gevonden zal kunnen worden een gemeenschappelijke verklaring te publiceren. Moeilijkheden liggen speciaal bij Australisch gebied Papua waarvoor de politiek nimmer op lange termijn is vastgesteld. Australische ambassadeur h.t.s. zendt de overeengekomen tekst rechtstreeks aan Canberra met copie aan Casey te New York met verzoek nodige voorbereidende interdepartementale besprekingen te voeren. Ook dezerzijds kan nog iedere gewenste wijziging worden aangebracht.' Archief BZ, uitgaande codetel. Canberra 1957.
       Op 24 sept. berichtte  Fack onder no 106, dat hij bovenaangehaald telegram op External Affairs had besproken. 'Men zou Territories benaderen voor definitief antwoord en mij spoedigst inlichten'. - - - Zie recordnummer 6086.

Bij brief DOA/OP no 137372-5761 van 3 okt. deelde Luns Helders 'te uwer strikt vertrouwelijke inlichting het volgende mede.
Voor mijn vertrek naar New York heb ik tijdens een gesprek met de Australische ambassadeur hier ter stede de mogelijkheid besproken van een door Australië en Nederland gemeenschappelijk uit te geven verklaring over de toekomst van Nieuw-Guinea.
De heer MacClure Smith betwijfelde aanvankelijk of zijn regering bereid zou zijn mede te werken aan een "joint statement" doch was van oordeel, dat het wellicht mogelijk zou zijn te komen tot het afleggen op een daartoe geschikt tijdstip door de Autralische en de Nederlandse regering van een paralelle verklaring over de toekomstige politieke ontwikkeling van het gehele eiland.
Van het in de tweede helft van september van dit jaar door de secretaris-generaal van Buitenlandse Zaken van Australië, de Heer Tange, aan ons land gebrachte bezoek werd gebruik gemaakt deze aangelegenheid nader te bespreken, hetgeen ertoe leidde, dat voorlopige overeenstemming werd bereikt over de volgende tekst:
[Volgt tekst sub primo t/m quinto van Celer 166]
De Heer Tange, die deze tekst aan Canberra heeft doorgegeven, legde er de nadruk op, dat deze aangelegenheid in Australië nog nader dient te worden bestudeerd in verband waarmede het, naar het zich laat aanzien, in het gunstigste geval nog geruime tijd zal duren voor het Australische kabinet bereid zal kunnen worden gevonden een gemeenschappelijke verklaring in bovengenoemde geest uit te geven, hoewel de Australische minister-president en mijn Australische ambtgenoot van Buitenlandse Zaken voorstanders zijn van een verklaring in de geest van de bovenstaande. Naar de secretaris-generaal vertrouwelijk mededeelde, heeft nl. de Australische regering in het bijzonder de op lange termijn t.a.v. Australisch Papua te voeren politiek nog nimmer vastgesteld. Alvorens de Australische regering haar standpunt zal kunnen bepalen nopens meergenoemde gemeenschappelijke verklaring, zal hierover intern dus eerst overeenstemming moeten zijn bereikt.
Het behoeft n.h.v. geen betoog, dat een gemeenschappelijke verklaring over Nieuw-Guinea als hierbedoeld voor Nederland niet slechts een versterking zou betekenen van de als uitvloeisel van mijn besprekingen in Canberra in 1953 tot stand gekomen locale samenwerking tussen de beide delen van Nieuw-Guinea, doch voorts een belangrijke stap voorwaarts is om het Nederlands Nieuw-Guineaprobleem te halen uit de bilaterale Nederlands-Indonesische sfeer, waarin het al te vaak wordt gedrongen. Het tot stand komen van bovenbesproken gemeenschappelijke verklaring zou het regeringsstandpunt inzake de toekomst van Nederlands Nieuw-Guinea versterken en meer reliëf verlenen. Ik stel mij voor u, zodra mij gegevens bereiken inzake het standpunt van de Australische regering over deze verklaring, nader in te lichten, waarbij ik aanteken, dat bovenstaande tekst in het huidige stadium van overleg voor de Nederlandse noch voor de Australische regering bindend is.' NA, archief Minkol., dossierarchief  ministerie van Koloniën en opvolgers, no 11077.
Zie ook 453: Ministerraad
454: Ministerraad
5235: Schürmann 339
5843: No. 65
6086: Fack 112; Fack 120; Lovink 124
PDF afbeelding (1157 KB)