Nederlands-Indonesische betrekkingen 1950-1963

 
English | Nederlands

Gegevens van record 6620

Nummer 6620
Datum 21-4-1955
Soort memorandum
Kenmerk Buza DBI/PL no. 89
Opschrift/Bijlage(n)
Verzender(s) Kwantes, R.C. (info)
Ontvanger(s) Blom, N.S. (info)
Rookmaker, J. (info)
Plaats van opmaak Den Haag
Plaats van bestemming Den Haag
Bewaarplaats Archief ministerie van Buitenlandse Zaken
Bestand archief BZ, GS 1955-1964
Dossiernummer 2032
Trefwoorden Amerika, militaire steun/wapenleveranties van - aan Indonesië
militaire transporten (personen/goederen)
Tomlinson, Frank S., Head Southeast Asia Department FO
Verenigd Koninkrijk, militaire steun/leveranties van - aan Indonesië
wapen(s)/oorlogsmateriaal, -transacties/embargo op -/vergunningen voor - voor Indonesië
Annotatie Beyen plaatste bij punt b. de volgende opmerking: 'Dit kan tegenover de Britten en de anderen m.i. niet. Nu moeten we ook consequent zijn en de uitvoer verbieden. Dit is het enige middel om ons figuur te herstellen.'

noot bij 'bijgevoegd concept-telegram': niet aangetroffen. Zie slotnoot hieronder.

slotnoot:
In reactie op telegram Stikker 15 seinde Buitenlandse Zaken uiteindelijk op 26 april onder no 9 aan Londen:
'Ad.1. Per Wonosobo werd verscheept een klein patrouillevaartuig voor Indonesische Dienst voor Scheepvaart, snelheid 11.8 mijl. In totaal worden 6 van deze scheepjes geleverd waarvan tenminste 2 reeds zijn verzonden. Marine acht levering geen bezwaar. Zij zijn dringend nodig voor bestrijding smokkelhandel.
Ad. 2. Vergelijking met eventueel door Engeland te leveren snelle motorboten gaat derhalve niet op.
Ad.3. Zelfde geldt voor 6 door VS geleverde patrouillevaartuigen (8 besteld), waarvan snelheid 15 mijl per uur bedraagt. In uw 15 vermelde twee Amerikaanse onderzeebootjagers zijn reeds geruime tijd in dienst onder namen "Tengiri" en "Alu-Alu", tenzij nog 2 andere sub-chasers werden geleverd hetgeen wordt betwijfeld.
Het was ons bekend, dat in Italië 4 oorlogsvaartuigen voor Indonesische rekening worden gebouwd. Zij zullen echter eerst over enige jaren gereed zijn. In dit verband vestigen wij er de aandacht op, dat ons verzoek om beperking van wapenlevering niet geldt voor onbepaalde tijd, doch dat vertraging van levering is verzocht tot medio 1957 (zie ons 6 [in annotatie van recordnummer 5203]). Ambtgenoot van Oorlog en Marine verschafte volgende lijst van vaartuigen, wapens en bewapening, tegen welker levering bij Nederlandse regering geen bezwaar bestaat:
1. kustmijnenvegers;
2. kleine escorte-vaartuigen zonder torpedobewapening;
3. kleine langzame patrouille-vaartuigen;
4. normale lichte infanterie-bewapening;
5. interceptie-vliegtuigen;
6. luchtdoelgeschut met waarschuwings- en vuurleidingsapparatuur.
Ter voorkoming misverstand volgt hier in aansluiting op ons 669 aangevulde lijst van goederen tegen welker levering wel bezwaar bestaat:
1. landingsvaartuigen (alle soorten) - - -;
2. snelle motorboten - - -;
3. bommenwerpers (incl. fighter-bombers);
4. helicopters;
5. geleide projectielen;
6. ABC-strijdmiddelen en -wapenen;
7. specifieke uitrusting voor luchtlandingstroepen;
8. zeemijnen;
9. torpedobewapening.
Op grond van bovenstaande opsomming moet bezwaar tegen levering van 5 snelle motorboten worden gehandhaafd.
Bij verstrekking van bovenstaande gegevens aan FO ware erop aan te dringen u op de hoogte te houden van eventuele Indonesische bestellingen, c.q. overleg met u te plegen, indien deze bestellingen opmerkelijk groot zijn.' - - -  Archief BZ, uitgaande codetel. Londen 1955.
    Hierop antwoordde Stikker de volgende dag, 27 april , onder no 29 o.m.:
1. Mijn medewerker, die op 15 april bij Tomlinson was ontboden, deed ik hedenmiddag bij dezelfde ambtenaar de antwoorden mededelen als vervat in ad. 1), ad. 3) en volgende paragraaf van uw telegrafische instructie. Nadruk werd gelegd op de lage snelheid der kleine door Nederland geleverde c.q. nog te leveren patrouillevaartuigen, op civiele karakter "Dienst voor Scheepvaart" en op doel waarvoor boten bestemd, namelijk bestrijding smokkelhandel.
2. Ik heb gemeend in dit stadium eerst de door de Britten voorgebrachte specifieke vragen te moeten ophelderen en nog niet het embargoprobleem in ruimere zin aan de orde te moeten doen stellen. Ik stel mij voor de presentatie daarvan grondig te doen voorbereiden. - - - Het wil mij voorkomen dat bij voorkeur geen schriftelijke tekst ware over te leggen, uitgezonderd eventueel een opsomming van de categorieën bedoeld in tweede gedeelte van uw 9.
3. Moge in dit verband onder uw aandacht brengen dat hier te lande de andere betrokken Departementen het Foreign Office automatisch inlichten omtrent voorgenomen wapenleveranties aan vreemde mogendheden. Foreign Office zal dus waarschijnlijk aannemen dat dezelfde procedure ook bij andere landen bestaat, met name bij landen, die, zoals Nederland, zelf aan Foreign Office verzocht hebben een embargo te stellen.
4. In dit verband herinner ik eraan dat ons oorspronkelijk verzoek, door mij bij Kirkpatrick voorgebracht (vide mijn 132 [hier: recordnummer 3695]) conform uw 120 sloeg op "oorlogsmaterieel" (in het bijzonder van wapenen, munitie en vaartuigen, rubberboten en ander materiaal, geschikt voor amfibische operaties)...." en dus praktisch op alle oorlogsmaterieel, zij het dat bijzonder nadruk werd gelegd op bijzondere categorieën.
5. Het bovenstaande vermeld ik om erop te wijzen dat uit vorig gesprek met Tomlinson indruk bestond dat wij een deel van onze good-will in gevaar brengen.
6. Tenslotte wijs ik erop dat de categorieën 1 tot en met 6 vermeld in tweede gedeelte van uw 9, wel zeer globaal zijn, zodat ik verwacht dat de Britten op precisering zullen aandringen.' - - -      Archief BZ, ingekomen codetel. Londen 1955.
Zie ook 4605: Stikker 15
6785: Buza/DGIN/ no. 67
PDF afbeelding (132 KB)