Nederlands-Indonesische betrekkingen 1950-1963

 
English | Nederlands

Gegevens van record 6629

Nummer 6629
Datum 13-1-1959
Soort codetelegram(men)
Kenmerk Hasselman 28
Opschrift/Bijlage(n)
Verzender(s) Hasselman, A.H. (info)
Ontvanger(s) Luns, J.M.A.H. (info)
Plaats van opmaak Djakarta
Plaats van bestemming Den Haag
Bewaarplaats Archief ministerie van Buitenlandse Zaken
Bestand archief BZ, ingekomen codetel. Djakarta 1959
Dossiernummer
Trefwoorden barterhandel
communisme
Djuanda, minister van Verkeer tot 7/'53; minister-president 4/'57-'58; vanaf '58: eerste minister onder 'premier' Sukarno
grondwet/-gevende vergadering, Indonesische
Indonesië, Nationale Raad/Nationaal overleg/National Planning Board/Nationale Adviesraad/Nationale Defensieraad van -
Indonesië, politieke/bestuurlijke aangelegenheden in -
Irian-(strijd)corpsen van Indonesië/ Badan Perdjuangan Irian; Gerakan Tjenderawasi Irian Barat/Nat. Front ter bevrijding van Irian; West-Irian Pioneers Corps e.a.; zie ook Bureau West-Irian
Islam
kabinet/-scrises/-sformaties, Indonesische -
Mustopo, brigadegeneraal TNI, o.m. secretaris-generaal van het West Irian Pioneercorps
nationalisatie/Indonesianisatie etc., compensatie van -/schadevergoeding voor -
nationalisatie/Indonesianisatie/spoliatie/onteigening/confiscatie/onderbeheerstelling
NG-kwestie, algemeen (= conflict over de status van NG tussen Nederland en Indonesië)
Ruslan Abdulgani, minister van Buitenlandse Zaken van Indonesië, vice-voorzitter Nationale Raad (Dewan Nasional)
strijdkrachten, Indonesische, positie van de - als politieke machtsfactor
Subandrio*
Sukarno, 'konsepsie presiden' van -
Sumatra
Yamin, M.*
Annotatie noot bij 'mijn 22':
Onder no 22 had Hasselman op 10 jan. een samenvatting van het hier onder no 28 geseinde uitvoerige verslag van zijn gesprek met Djuanda aan Den Haag geseind. Niet opgenomen. Archief BZ, ingekomen codetel. Djakarta 1959.

slotnoot:
Op 14 jan seinde Hasselman vervolgens onder no 30 onder verwijzing naar Luns 13 en Van Roijen 11: 'Amerikaanse evaluatie van toenemende politieke stabiliteit kan ik - met de reserves die men hier nu eenmaal in acht moet nemen - onderschrijven. - - - De door Djuanda voorspelde ontwikkelingen lijken mij geen uitvloeisel van crisistoestand, doch veeleer bewijs dat huidige machthebbers zich stevig genoeg in het zadel gevoelen om verdere staatsrechtelijke experimenten te beproeven. Omtrent toe- of afgenomen communistische invloed in het algemeen is niets met stelligheid te zeggen, eventuele veranderingen zijn in elk geval niet aanzienlijk. Communistische penetratie in leger is nog altijd geheel onbekende factor. Generaal Djatikusumo - wiens beweringen uiteraard geflatteerd zullen zijn - acht het sedert jaren veel gehoorde, volgens hem van PKI zelf afkomstige cijfer van 40% sterk overdreven en schat de penetratie onder soldaten op 5%. Wel mag geconstateerd worden dat penetratie in hogere officierenkringen niet uitgebreid is, c.q. aantal linkse hoofdofficieren uit sleutelposities weggewerkt is. - - - Ondanks derhalve wellicht enig terugdringen van communistische invloed - met name in het leger dat bovendien dankzij staat van oorlog en beleg grote invloed heeft op algemeen landsbestuur - lijkt voor communisten de tactiek van steun aan de regering nog altijd batig saldo opleverend, zodat het nog niet nodig is in oppositie te gaan, laat staan in verzet te komen. Er zijn echter wel sporadische aanwijzingen voorhanden dat zij het oog gericht houden op de eventualiteit dat deze balans in een niet al te verre toekomst zou kunnen omslaan. Onrust in Sumatra schijnt inderdaad toe te nemen. Niet alleen blijft gewapende rebellie onverminderd voortgaan - zij het met fluctuaties waarbij sommige gebieden een tijd lang rustig zijn - doch uit nieuw ontdekte complotten blijkt dat de situatie ook in Zuid-Sumatra nog allerminst stabiel is.' - - -   T.a.p.
     Onder no 11 had Van Roijen op 7 jan. aan Den Haag o.m. geseind dat volgens kringen op het State Department in Indonesië 'de communistische infiltratie in leger en bestuursorganen niet meer toe[nam]' en 'de communistische invloed in het algemeen geen stijgende lijn meer [vertoonde]'. Archief BZ, ingekomen codetel. Washington 1959.
     Op 15 aug. 1959 seinde Hasselman m.b.t. de positie van Mustopo onder no 537 o.m.: 'Een week geleden heeft plaats gevonden een bijeenkomst tussen Djuanda, Subandrio  en plv. chef staf Subroto en Mustopo. - - - Inmiddels [blijkt] dat Mustopo is toegevoegd aan de vice-minister van Onderwijs en dat hij ontheven is van een aantal van zijn andere functies, waaronder die van plv. voorzitter van het "Nationale Front voor de bevrijding van West-Irian". Het twistgeschrijf in de pers en het ontslag van Mustopo doen vermoeden dat in leidende politieke kringen alhier belangrijke meningsverschillen bestaan over de verder te volgen koers in het Nieuw-Guineaprobleem. Enerzijds meen ik te mogen aannemen dat Subandrio deze kwestie, althans voorlopig, rustig wil houden. - - - Of - - - het verdwijnen van Mustopo voor ons een gunstig verschijnsel is vermag ik niet met zekerheid te beoordelen. Het is waar dat Mustopo steeds vele en krachtige en dreigende uitspraken heeft gedaan, maar er zijn aanwijzingen dat deze figuur, hoe vreemd zulks ook moge klinken, een zekere matigende invloed heeft gehad en ergere acties heeft weten te voorkomen. Het lijkt dan ook niet geheel uitgesloten dat wij binnenkort van het Nationale Front meer politieke agitatie zullen zien dan in de afgelopen maanden.' T.a.p.
Zie ook
PDF afbeelding (467 KB)