Gegevens van record 6909
Nummer | 6909 |
---|---|
Datum | 17-3-1959 |
Soort | codetelegram(men) |
Kenmerk | Celer 140 |
Opschrift/Bijlage(n) | |
Verzender(s) |
ministerie van Buitenlandse zaken
(info)
|
Ontvanger(s) |
Roijen, J.H. van
(info)
|
Plaats van opmaak |
Den Haag |
Plaats van bestemming |
Washington |
Bewaarplaats | Archief ministerie van Buitenlandse Zaken |
Bestand | archief BZ, uitgaande codetel. Washington 1959 |
Dossiernummer | |
Trefwoorden |
Baird, James B., US Under Secretary of the Treasury Fales, Herbert P., zaakgelastigde van de VS te Den Haag, '57-'61 Jones, H. Palfrey, (acting) Assistent Secretary for Far Eastern Affairs St. Dept., ambassadeur van de VS te Djakarta '58 - '65 McBride, Robert H., Director Western European Affairs St. Dept. nationalisatie/Indonesianisatie etc., compensatie van -/schadevergoeding voor - pers/publieke opinie, Amerikaanse pers/publieke opinie, Nederlandse State Department, divergerende opvattingen over de Nieuw-Guineakwestie op het - voorlichting/propaganda/publicatie/verklaring/communiqué, Amerikaanse Young, Ph., ambassadeur van de VS te Den Haag '57-'61 |
Annotatie |
slotnoot: Op 19 maart deed Van Roijen onder no 252 telegrafisch verslag van de hem door Luns opgedragen demarche bij McBride. 'Daarbij werd dezerzijds', aldus Van Roijen 'teleurstelling geuit [dat] niet van gelegenheid gebruik was gemaakt Amerikaanse afkeuring [van] Indonesische nationalisatiewet kenbaar te maken, benevens dat niet voldaan [was] aan uw verzoek de verklaring te Djakarta te publiceren. McBride zeide het eerste te kunnen begrijpen doch wat het tweede punt betreft te willen onderstrepen dat naar de mening van de VS-regering een te Washington door het State Department afgelegde verklaring van grotere waarde was dan een door de ambassade te Djakarta uitgegeven statement. Door medewerker werd daarna opgemerkt dat verklaring te Djakarta door UE bijzonder op prijs zou zijn gesteld met het oog op tot dusver hoogst onbevredigende houding VS-ambassade aldaar t.o.v. Nederland. McBride zeide hierop eigener beweging dat dit een punt was dat wellicht nuttig door UE tijdens bezoek aan Washington met Herter zou kunnen worden besproken.' Archief BZ, ingekomen codetel. Washington 1959. Op 17 april seinde Hasselman tenslotte over deze aangelegenheid: 'Dezer dagen ontving ik bezoek van Cumming. Na een korte inleiding bleek dat hij mij wilde spreken over de betrekkingen tussen de Amerikaanse ambassade en deze diplomatieke vertegenwoordiging. Blijkbaar wordt aan dit vraagstuk door de Amerikanen wel enige betekenis gehecht daar, naar Cumming mij zeide, Herter er voorstander van was geweest dat dit gesprek tussen Cumming en mij zou plaatsvinden. Wij hebben de zaak uitvoerig besproken en ik kreeg de gelegenheid mijn bezwaren uiteen te zetten. Cumming eindigde met de verzuchting dat Jones nu eenmaal niet uit de carrière afkomstig was. Hij zou hem nog eens toespreken. Sedertdien had ik een kort en hartelijk gesprek met Jones op het paleis en ik moge voorts verwijzen naar mijn telegram no 265. Ik neem aan dat de betrekkingen tussen onze missies in de toekomst een verbetering zullen ondergaan doch het is duidelijk dat de nieuwe hartelijkheid iets kunstmatigs zal hebben daar immers bij de Amerikanen de opvatting blijft bestaan dat men zich in Indonesië niet te veel met de Nederlanders moet afgeven. Ik zal u uiteraard op de hoogte houden van de verdere ontwikkelingen in onze betrekkingen met Jones en zijn medewerkers.' Archief BZ, ingekomen codetel. Djakarta1959. |
Zie ook |
6908:
Luns 114; Luns 119
6910: Van Roijen 242 pers |
afbeelding (111 KB) |