Nederlands-Indonesische betrekkingen 1950-1963

 
English | Nederlands

Gegevens van record 7537

Nummer 7537
Datum 12-4-1950
Soort persoonlijke brief
Kenmerk Vertrouwelijk
Opschrift/Bijlage(n)
Verzender(s) Bot, Th.H. (info)
Ontvanger(s) Roijen, J.H. van (info)
Plaats van opmaak Den Haag
Plaats van bestemming Ottawa
Bewaarplaats Nationaal Archief
Bestand collectie J.H. van Roijen
Dossiernummer 28
Trefwoorden Djuanda, minister van Verkeer tot 7/'53; minister-president 4/'57-'58; vanaf '58: eerste minister onder 'premier' Sukarno
Hatta, Moh.*
Hirschfeld, H.M.*
Nederlanders in Indonesië, houding/(veiligheids)positie van -
Pringgodigdo, A.K, directeur Kabinet van de President tot '57; secretaris van Nederlands-Indonesische Unie; voorzitter Rekenkamer vanaf '57
Sukarno, positie/houding van -
Sultan van Pontianak, Hamid II Alkadri
Unie, Nederlands-Indonesische, inrichting van de -; zie ook unieverhouding/RTC-accoorden etc.
Unieconferentie/ministersconferentie maart-april '50
Westerling, R./Westerlingaffaire(s)
Annotatie slotnoot:
In een brief van 16 juni antwoordde Van Roijen ' tot voor de ontvangst van Uw laatste brief [brief d.d. 8 mei. Niet opgenomen. T.a.p.] had ik mij geen zeer grote zorgen gemaakt over de omstandigheid, dat de ontwikkeling in Indonesie zich - zoals Gij het uitdrukt - op de rand van de internationale inmenging zou bewegen. Alleen wanneer de kwestie Nieuw Guinea tegen het einde van het jaar accuut wordt, is het m.i. zeer waarschijnlijk, dat dit bijzondere aspect van het Indonesische vraagstuk voor de Veiligheidsraad en eventueel zelfs voor de Assemblée zal worden gebracht. Ik voor mij tenminste zie niet goed in, hoe zulks te verhinderen zal zijn, ook al is mij bekend, dat de U.S.A., Engeland en Frankrijk alles zullen doen om te trachten te voorkomen, dat deze kwestie, die zo gemakkelijk tot twistappel tussen Azie en de Westerse Democratieën kan worden, op het tapijt zal worden gebracht. Hetgeen Gij voorts schrijft over de moeite, die bepaalde groepen in het Nederlandse Parlement hebben om de huidige ontwikkeling in Indonesie "lijdzaam" te verwerken, bevestigt mij overigens in mijn mening, dat voor een klein deel althans de stroeve werking van de Unie toegeschreven moet worden aan de weinig royale en ver-ziende houding, die door vele van onze politici wordt aangenomen.' Van Roijen vervolgde, 'niet dat ik zelf niet zeer teleurgesteld ben over de wijze, waarop men van Indonesische zijde, tegen de bedoelingen van de overeenkomst der R.T.C. in, de totstandkoming van een unitarische Indonesische staat tracht te forceren, maar ik kan mij niet onttrekken aan de indruk, dat de reacties van een deel van het Parlement en van het Nederlandse publiek fout zijn geweest.' - - - T.a.p.
Zie ook
PDF afbeelding (699 KB)