Instelling
Nationaal Gerechtshof
Actief vanaf 01-03-1802 tot 25-08-1806
Tot de taken van het Nationaal Gerechtshof behoorde het oordeel over ambtsmisdrijven van de leden van het Wetgevend Lichaam en het Staatsbewind, later de Raadpensionaris, en hoge ambtenaren van staat en over acties waarin het gemenebest werd gedaagd; toezicht op de gerechtshoven en rechtbanken en schorsing of vernietiging van hun vonnissen en handelingen voor zover deze strijdig waren met de wet of met de vormen van rechtspleging; hoger beroep van zaken die in eerste instantie hadden gediend voor Departementale Gerechtshoven; verlening van surseance van betaling en sureté de corps. Op 15 februari 1803 breidde het Wetgevend Lichaam de competentie van het Nationaal Gerechtshof uit als beroepsinstantie van alle sententies gewezen in de koloniën, zonder revisie. Voor het vellen van definitieve vonnissen was een quorum van zeven leden noodzakelijk.
De staatsregeling van 1801schreef voor dat het Nationaal Gerechthof negen leden zou tellen. Zij werden de eerste maal bij meerderheid van stemmen aangesteld door een gezelschap van vijf gecommitteerde leden van het Wetgevend Lichaam en vijf gecommitteerde leden plus de president van het Staatsbewind. De benoemingen waren voor het leven. Bij vacature diende het Nationaal Gerechthof een dubbeltal te stellen, waaraan het Staatsbewind nog twee namen zou toevoegen. De keuze uit deze voordracht geschiedde door het Wetgevend Lichaam.
De procureur-generaal werd door het Staatsbewind, later de Raadpensionaris, aangesteld uit een nominatie van drie personen door het Nationaal Gerechtshof. Naast hem werden drie nationale procureurs of syndici benoemd (zie afzonderlijke beschrijving).
- Archief van het Ministerie van Justitie vóór 1813 en het Nationaal Gerechtshof
- Archief van het Nationaal Gerechtshof 1 maart 1802-februari 1811
De voornaamste bij deze instelling betrokken personen (links naar Repertorium applicatie):
- Cappelhoff, Pieter van Heemstede als klerk
- Coenen van der Stroom, Evert als klerk
- Donker Curtius, Boudewijn als raadsheer
- Elout, Cornelis Theodorus als procureur-generaal
- Gon, Jacob Fenwick van der als raadsheer
- Hettema, Montanus (Monse) als raadsheer
- Hoeth, Albert Willem als raadsheer
- Huber, Ulrich Jan als raadsheer
- Jordens, Gerlof Jacob als substituut-griffier
- Jordens, Gerrit David als raadsheer
- Lemker, Willem Gijsbert als raadsheer
- Meerten, Huybert Eliza van als griffier
- Nolst, François als commies
- Parvé, Daniël Jan Steyn als raadsheer
- Reuvens, Jan Everard als president
- Romondt, Sibertus Christiaan van als raadsheer
- Scholten van Oud-Haarlem, Willem als procureur-generaal
- Sypkens, Ulrich Hermannus als raadsheer
- Vaissière, Helene Wolfgang als klerk
- Wentholt, Jan Steven als raadsheer