Instelling
Société (de Charité) Maternelle
Actief vanaf 01-01-1811 tot -11-1813
Reeds vanaf 1789 had er een Société de Charité Maternelle bestaan op basis van particulier initiatief. Napoleon, die al vroeg giften aan de Société had geschonken, bracht deze langzamerhand onder staatsinvloed. Nadat Keizerin Marie Louise presidente van de Société was geworden, veranderde de Keizer op 5 mei 1810 de Société de Charité in de Société Maternelle. Het reglement werd in juli 1811 gepubliceerd. Doelstelling was steun aan armlastige kraamvrouwen. De inkomsten bestonden uit een keizerlijke dotatie en giften.
De Keizerin was voorzitster van een Conseil Général met vrouwelijke vice-presidenten en tussen de 24 en 28 vrouwelijke leden, die aan de Société bijdroegen en door de Keizerin werden benoemd. Mannen in verschillende functies voerden de administratie en traden op als adviseur. Medici stonden de Société bij in de werkzaamheden.
In de grootste steden werd een Comité Central opgericht en in de hoofdsteden van de departementen Conseils d' Administration. De leden van deze Conseils werden benoemd door de keizerin op voordracht van het Conseil Général.
De Société Maternelle was geen groot succes en kwam vooral in Parijs van de grond. Recrutering van dames zou moeten plaatsvinden via de Préfets, die tevens allerlei gegevens over achtergrond en gedrag van de aspiranten moesten verzamelen. Vaak was alleen de echtgenote van de Préfet lid. Niettemin zijn er in Hollandse Departementen, ook noordelijke, wel plaatselijke sociétés werkzaam geweest, onder andere in Amsterdam, Haarlem, Hoorn, Alkmaar en Zwolle. Het Genootschap van vrouwen voor vrouwen te Rotterdam echter weigerde zich aan te sluiten.