Instelling
Archivarius van het Rijk
Actief vanaf 17-06-1802 tot 23-03-1807
Hendrik van Wijn, pensionaris van Gouda, kreeg op 17 juni 1802 opdracht om 1) de staatsstukken vanaf vóór de oprichting van het gemenebest tot aan de vrede van Munster te inspecteren; 2) de belangrijkste stukken voor de kennis van staat-, geschied- en letterkunde op te sporen en af te zonderen van de overige stukken; 3) de belangrijkste charters te beschrijven; 4) van zijn bevindingen verslag te doen aan de Raad voor de Binnenlandse Zaken, die hem zo nodig nadere instructie kon geven. Van Wijn diende een eed van trouw en geheimhouding af te leggen teneinde vervreemding of misbruik van stukken te voorkomen.
Op 28 mei 1806 volgde een vaste aanstelling voor de archivarius. In 1807 werd een adjunct-archivarius benoemd. Toen daarbij de vraag rees tot welk ministerie de archivarius, intussen archivaris van het koninkrijk Holland, eigenlijk behoorde, werd op 23 maart 1807 besloten dat dit het Ministerie van de Staatssecretarie zou zijn. De door de archivarius beschreven overheidsarchieven, inclusief dat van de Staten-Generaal, vielen overigens niet onder de verantwoordelijkheid van de archivarius, maar onder die van de instellingen zelf of van hun onmiddellijke rechtsopvolgers.
Op 26 augustus 1802 werd Van Wijn tevens door het Departementaal Bestuur van Holland benoemd tot archivarius van het Departement Holland.