Instelling
Uitvoerend Bewind der Bataafse Republiek (tot 17 maart 1798 Provisioneel, vanaf 12 juni 1798 Intermediair)
Actief vanaf 25-01-1798 tot 12-06-1798
Op 23 januari 1798, daags na de coup waarmee de Tweede Nationale Vergadering ophield te bestaan, benoemde de Constituerende Vergadering een Provisioneel Uitvoerend Bewind van vier leden (Vreede, Fijnje, Van Langen en Wildrik) in plaats van de commissie van buitenlandse zaken van de Tweede Nationale Vergadering. Dit Bewind functioneerde los van de Constituerende Vergadering, maar wel onder haar verantwoordelijkheid . Het Uitvoerend Bewind was belast met de zorg voor de buiten- en binnenlandse rust, het onderhouden van diplomatieke betrekkingen met andere mogendheden en het gezamenlijk met de Franse regering nemen van maatregelen tegen de gemeenschappelijke vijand. In dat kader had het de beschikking over de land- en zeemacht.
De Comités tot de Algemene Zaken van het Bondgenootschap te Lande en tot de Zaken van de Marine, alsook de provinciale, landschappelijke en plaatselijke besturen, dienden zolang zij nog in de oude vorm bestonden, de orders van het Uitvoerend Bewind te volgen. Het Uitvoerend Bewind moest deze Comité's echter ten spoedigste ontbinden en voor zover nodig organiseren. Ook oefende het Uitvoerend Bewind het recht van patent bij uitsluiting en mocht het alles doen wat in deze "dringende ogenblikken" nodig was.
Vanaf de Constituerende Vergadering van 25 januari 1798 werd gesproken van het Provisioneel Uitvoerend Bewind, omdat de beoogde nieuwe staatsregeling nog moest worden ingevoerd. De leden werden directeuren genoemd. Op 17 maart 1798 werden de voorlopig gekozen leden als zodanig bekrachtigd alsof zij al op grond van de nog aan te nemen staatsregeling waren aangesteld. Zij konden zich nu Uitvoerend Bewind noemen. Na de staatsgreep van 12 juni 1798 werd een Intermediair Uitvoerend Bewind ingesteld waarin de vijf agenten zitting hadden (zie aldaar). Zij fungeerden totdat een Constitutioneel Uitvoerend Bewind was ingesteld volgens de constitutie van 1 mei 1798.
Het Uitvoerend Bewind bestond uit vijf leden, benoemd door de Constituterende Vergadering. Volgens het reglement van orde brachten zij in de vergaderingen volgens rangorde advies uit en namen de besluiten bij volstrekte meerderheid van stemmen. Bij iedere zitting werden de notulen van de vorige dag geresumeerd. Daarna vond de behandeling van ingekomen stukken volgens een vaste volgorde plaats. De Agenten kwamen op vaste dagen rapport uitbrengen, dat zij daarna ook schriftelijk indienden. De secretaris van het departement voor de buitenlandse betrekkingen woonde de betreffende zittingen van het Uitvoerend Bewind bij. Hij had tekenbevoegdheid voor alle uitgaande stukken, maar die betreffende het buitenland mochten alléén door hem worden getekend. Hij had tevens opdracht correspondentie te houden met de ministers en agenten van de Bataafse Republiek in het buitenland en hen zo van alle nodige informatie te voorzien.
- Archief van het Uitvoerend Bewind 1798-1801
- Archieven van het Departement van Buitenlandse Zaken, 1796-1810 [onderdelen Departement van Buitenlandse Zaken Provisioneel Uitvoerend Bewind, januari - maart 1798)
De voornaamste bij deze instelling betrokken personen (links naar Repertorium applicatie):
- Bloeme, J. de als klerk
- Bogaert van Alblasserdam, Nicolaas Martinus als procureur-generaal
- Breton, als indexmaker
- Buys, Willem Berend als secretaris
- Dassevael, Steven als secretaris
- Droghoorn, Wennemar Hendrik als secretaris
- Fijnje, Wybo als lid
- Fokker, Johan Pieter als lid
- Gertsen, Gerardus Leonardus als klerk
- Goedhart, Douwe als klerk
- Graaff, Servaas van de als provisioneel minister
- Haas, M. de als commies expediteur
- Janssen, Jacobus Didericus als eerste commies
- Jongh, L. de als klerk
- Kalff, A.F. als klerk
- Keulen, Hendrik van als employé
- Langen, Stefanus Jacobus van als lid
- Marinus, Dirk Hickart als tweede commies notularis
- Nozeman, C. als secretaris
- Tinne, Abraham François als commies
- Toppel, J.F. als commies expediteur
- Toppel, J.F. als klerk
- Vreede, Pieter als lid
- Wagner, C. als klerk
- Wildrik, Berend als lid