Instelling
Departementaal Gerechtshof (Etstoel) van Drenthe (1802-1811)
Actief vanaf -06-1802 tot -03-1811
De staatsregeling van 1801 voorzag in een nationaal gerechtshof, dat ging dienen als hof van cassatie voor de gehele republiek. De bestaande gerechtshoven in de departementen behielden in afwachting van een nieuwe codificatie hun eigen jurisdictie, maar nu dus met de mogelijkheid van cassatie. In Drenthe en Overijssel echter was in 1799 een nieuw Departementaal Gerechtshof van de Oude IJssel tot stand gekomen, dat nu weer werd opgeheven. In dit kader werd de Etstoel van Drenthe opnieuw ingesteld, hoewel Drenthe behoorde tot het departement Overijssel dat zelf een Departementaal Gerechtshof kreeg.
De Etstoel van Drenthe bestond uit zeven raden, tussen 1802 en 1805 benoemd door het Departementaal Bestuur, daarna door de Raadpensionaris en later de Koning uit een nominatie van vier personen. Deze nominatie werd voor de helft door het Departementale Bestuur en voor de helft door het Departementaal Gerechtshof bepaald.
De voornaamste bij deze instelling betrokken personen (links naar Repertorium applicatie):
- Alting, Menso als raadsheer
- Carsten, Casper Everhard als lid
- Hofstede, Petrus als secretaris
- Homan, Johannes Linthorst als procureur-generaal
- Lier, Johannes Henricus Petrus van als lid
- Lille, Willem de als raadsheer
- Oortwijn, L. als procureur-generaal
- Willinge, Jan Hendrik als secretaris
- Willinge, Jan Hendrik als procureur-generaal
- Wyck, Derk Jan van der als raadsheer