Instelling
Departementaal Gerechtshof van Friesland (1802-1811)
Actief vanaf 07-09-1802 tot 22-02-1811
De staatsregeling van 1801 voorzag in een Nationaal Gerechtshof, dat zou dienen als hof van cassatie voor de gehele republiek. De bestaande gerechtshoven in de departementen behielden in afwachting van een nieuwe codificatie hun eigen jurisdictie, maar nu dus met de mogelijkheid van cassatie.
Het Departementaal Gerechtshof van Friesland bestond uit een eerste presiderende raad en elf raden, tussen 1802 en 1805 benoemd door het Departementaal Bestuur van Friesland, daarna door de Raadpensionaris en later door de Koning uit een nominatie van vier personen. Deze nominatie werd voor de helft door het Departementale bestuur en voor de helft door het Departementaal Gerechtshof bepaald. De procureur-generaal werd op voordracht van het Departementaal Bestuur benoemd, eerst door het Staatsbewind, later door de Raadpensionaris respectievelijk de Koning.
De voornaamste bij deze instelling betrokken personen (links naar Repertorium applicatie):
- Andreae, Daniƫl Hermanus Beucker als procureur-generaal
- Bergsma, Ennius Harmen als raadsheer
- Boelens, Ambrozius Ayzo van als raadsheer
- Buma, Gerlacus als president
- Driessen, Anthonius als raadsheer
- Fockema, Daam als raadsheer
- Gosliga, Petrus als raadsheer
- Haar, Bonifacius van der als griffier
- Haersma, Arent Aulus van als raadsheer
- Hettema, Montanus (Monse) als raadsheer
- Rengers, Justinus Sjuck Gerrold Juckema van Burmania als raadsheer
- Tieboel, Jacobus als raadsheer
- Vierssen, Martinus van als raadsheer
- Vierssen, Martinus van als president
- Vries, Johannes de als raadsheer
- Wendt, Anne Regnerus de als raadsheer
- Wielandt, Thomas als raadsheer
- Wierdsma, Petrus als procureur-generaal