Instelling
Departementaal Gerechtshof van Groningen (1802-1811)
Actief vanaf 11-11-1802 tot -03-1811
De staatsregeling van 1801 voorzag in een Nationaal Gerechtshof, dat zou dienen als hof van cassatie voor de gehele republiek. De bestaande gerechtshoven in de departementen behielden in afwachting van een nieuwe codificatie hun eigen jurisdictie, maar nu dus met de mogelijkheid van cassatie.
Het Departementaal Gerechtshof van Groningen droeg aanvankelijk de naam Departementaal Gerechtshof van Stad en Lande van Groningen. In 1808 werd Reiderland aan het rechtsgebied van het hof toegevoegd.
Het aantal raadsheren werd in het Reglement voor het departement Groningen niet vastgelegd. Ze werden tussen 1802 en 1805 benoemd door het Departementaal Bestuur van Groningen, daarna door de Raadpensionaris en later door de Koning uit een nominatie van vier personen. Deze nominatie werd voor de helft door het Departementale bestuur en voor de helft door het Departementaal Gerechtshof bepaald. De procureur-generaal werd op voordracht van het Departementaal Bestuur benoemd, eerst door het Staatsbewind, later door de Raadpensionaris respectievelijk de Koning.
De voornaamste bij deze instelling betrokken personen (links naar Repertorium applicatie):
- Bacot, Gerard Jacob George als raadsheer
- Berge, Tammo Adriaan ten als procureur-generaal
- Berge, Tammo Adriaan ten als raadsheer
- Driessen, Robertus Keuchenius als advocaat-fiscaal
- Faure, Hugo Pieter Bonneval als raadsheer
- Gaveren, Pytter de als raadsheer
- Heerkens, Dominicus Nicolaus Josephus Hondebeek als raadsheer
- Hoeth, Albert Willem als procureur-generaal
- Homan, Herman Georg als raadsheer
- Homan, Herman Georg als president
- Keiser, Jacob Warmolt als president
- Keiser, Jacob Warmolt als raadsheer
- Nauta, Jacob Harmen als raadsheer
- Offerhaus, Johannes als secretaris
- Peer, Antonius van als raadsheer
- Uchtman, E.W. als raadsheer