Instelling
Departementaal Gerechtshof van Zeeland (1803-1811)
Actief vanaf 10-01-1803 tot 28-12-1809
De staatsregeling van 1801 voorzag in een Nationaal Gerechtshof, dat zou dienen als hof van cassatie voor de gehele republiek. De bestaande gerechtshoven in de departementen behielden in afwachting van een nieuwe codificatie hun eigen jurisdictie. In Zeeland, dat tot dan toe onder de jurisdictie van het Hof van Holland was gevallen, werd op 17 december 1802 een eigen Departementaal Gerechtshof opgericht.
Het Departementaal Gerechtshof van Zeeland was samengesteld uit een president en acht raadsheren, tussen 1802 en 1805 benoemd door het Departementaal Bestuur, daarna door de Raadpensionaris en later door de Koning uit een nominatie van vier personen. Deze nominatie werd voor de helft door het Departementale bestuur en voor de helft door het Departementaal Gerechtshof bepaald.
De rechtsmacht van het Departementaal Gerechtshof van Zeeland werd in verband met de militaire omstandigheden op 28 september 1809 opdragen aan het Departementaal Gerechtshof van Holland.
De voornaamste bij deze instelling betrokken personen (links naar Repertorium applicatie):
- Berlekom, Daniƫl Alexander Berdenis van als griffier
- Couvert, Willem als raadsheer
- Dam, Roeland van als griffier
- Dam, Roeland van als raadsheer
- Danckaerts, Constantijn Jan als raadsheer
- Geene, Marinus als raadsheer
- Kreke, Bartholomeus van der als president
- Loke, Jan Jacobus als raadsheer
- Milet, Johan Hendrik als raadsheer
- Modera, Johannes Adrianus als secretaris
- Modera, Johannes Adrianus als raadsheer
- Philipse, Anthoni Willem als procureur-generaal
- Pos, Jacob als griffier
- Visvliet, Egbert Johan Wybo van als raadsheer
- Wils, Hendrik Boursse als raadsheer