Instelling
Université Impériale
Actief vanaf 22-10-1811 tot -11-1813
De Université Impériale omvatte al het publieke onderwijs in het Keizerrijk, van laag tot hoog. De Université was onderverdeeld in académies volgens dezelfde indeling als het rechtsgebied van de Cours Impériales. Tot een dergelijke académie zouden gaan behoren: de facultés (theologie, rechten, medicijnen, wis- en natuurkunde en letteren), de lycées, de collèges, de institutions, de pensionnats en de petites écoles of écoles primaires. De grand-maître van de universiteit in Parijs viel onder verantwoordelijkheid van de Minister de l' Intérieur, maar was in de praktijk onafhankelijk. In Frankrijk vorderde de invoering van de Université Impériale slechts moeizaam in verband met het tegenstand van lokale en kerkelijke onderwijsinstellingen.
Wat betreft Hollande besloot Napoleon op 18 oktober 1810 het onderwijs voorlopig ongemoeid te laten. Wel werd begonnen met een vooronderzoek met het oog op inlijving. Dit werd door de grand-maître van de Université opgedragen aan François Noël en Georges Cuvier. Op 22 oktober 1811 werd de Université Impériale in Hollande ingevoerd. Er kwamen twee Académies in plaats van één, in Leiden (voor de Departementen Bouches-de-la-Meuse, Zuyderzée en Issel-Supérieure) en in Groningen (voor de Departementen Ems-Occidental, Ems-Oriental, Frise en Bouches-de-l' Issel). De universiteiten van Franeker en Harderwijk werden gesloten. In Utrecht, Amsterdam en Deventer moesten de universiteit en de athenaea worden vervangen door Écoles Secondaires.
Deze invoering was echter met vele problemen omgeven, zodat er vóór november 1813 in feite weinig van kwam. In Leiden, Utrecht en Groningen dienden lycea te worden gesticht, maar ook hierin werd weinig voortgang geboekt. Het lager onderwijs werd ongemoeid gelaten. Hiermee verviel ook de hiërarchische indeling waarin alle onderwijs onder de verantwoording van de académie zou moeten vallen. Het middelbaar en lager onderwijs kwamen daarentegen onder de rechtstreekse verantwoordelijkheid van de inspecteur-général die in Haarlem zetelde. Zijn autoriteit werd echter weer betwist door de rector van de Leidse Universiteit en in mindere mate door die van Groningen.
De Université Impériale bestond uit een grand-maître, een chancelier en een trésorier, bijgestaan door een Conseil de l' Université en een aantal inspecteurs-généraux, onder wie dus één in Hollande.
De voornaamste bij deze instelling betrokken personen (links naar Repertorium applicatie):