Instelling
Staatsraad (Koninkrijk)
Actief vanaf 01-07-1806 tot 01-08-1810
De Staatsraad had tot taak consideratiën en advies uit te brengen over alle mogelijke zaken, maar alleen op gericht verzoek van de Koning. Deze laatste was grondwettelijk verplicht de Staatsraad te horen over ieder ontwerp van wet dat hij aan de vergadering van hun hoog mogenden wilde voordragen. Van instemming was geen sprake. De Staatsraad bracht slechts rapport uit, waarna de Koning besliste.
De samenstelling en de werkwijze van de Staatsraad zijn door de Koning veelvuldig gewijzigd. De algemene vergaderingen van de Staatsraad werden bijeengeroepen en voorgezeten door de Koning. Was hij niet in de residentie, dan vergaderde de Staatsraad aanvankelijk gewoon niet, maar in 1807 bleek het noodzakelijk hierin verandering te brengen. Op 21 mei 1807 werd besloten dat de Staatsraad bij afwezigheid van Lodewijk Napoleon zo nodig dagelijks bijeen zou komen onder voorzitterschap van de Minister van Binnenlandse Zaken. Al de 28e mei 1807 veranderde de frequentie in driemaal per week, nu onder voorzitterschap van Minister Van der Heim van koophandel en koloniën. Vervolgens besloot de Koning op 25 november 1807 dat in zijn afwezigheid, en alleen op zijn bevel, een eerste president van de Staatsraad zou voorzitten. Ten slotte verleende de Koning op 8 januari 1808 aan de eerste president van de Staatsraad de titel minister vice-president van de Staatsraad.
Het eerste jaar heeft de Staatsraad met vijf secties gewerkt, volgens een koninklijk decreet dat was geantedateerd op 1 juli 1806, zodat het schijnbaar latere decreet van 8 juli 1806 verviel. Deze vijf secties waren 1) wetgeving en algemene zaken, 2) marine, 3) financiën, 4) koophandel en koloniën en 5) oorlog. Na een tijdelijke vereniging van oorlog en marine met de sectie koophandel en koloniën bestonden vanaf 6 maart 1807 de secties 1) algemene zaken, 2) financiën en 3) oorlog, marine, koophandel en koloniën. Al op 26 juni 1807 werd echter weer een splitsing aangebracht, zodat vanaf juli de indeling werd: 1) algemene zaken, 2) financiën, 3) oorlog en marine en 4) koophandel en koloniën. Per 1 juni 1809 werd vervolgens de vierde sectie koophandel en koloniën opgeheven. De secties worden in de stukken ook naar hun rangorde aangeduid als eerste sectie, tweede sectie enzovoort. Altijd dient dan goed te worden opgelet over welke periode het gaat.
De constitutie van 1806 meldde niets over het aantal leden van de Staatsraad, wel dat zij door de Koning werden benoemd. Zij dienden stemgerechtigde burgers te zijn, tenminste dertig jaar, geboren in het rijk of in de koloniën, en de laatste zes jaar in het rijk woonachtig. De ministers hadden zitting en delibererende stem. Al snel werd onderscheid gemaakt tussen gewone en buitengewone leden van de Staatsraad. Het aantal gewone leden werd op 1 juli 1806 bepaald op dertien, op 7 augustus 1806 op minimaal negen, ter beoordeling door de Koning. Op 14 december 1807 werd besloten dat de vier secties van de Staatsraad elk vijf leden zouden tellen, inclusief hun president, behalve de tweede sectie financiën die negen leden zou tellen. Daarmee kwam het aantal op vierentwintig, maar na een stijging in deze periode zette opnieuw een daling in. Gewoonlijk werd de lijst van leden van de Staatsraad ieder jaar op 1 januari door de Koning vastgesteld, al vonden ook tussentijds wisselingen plaats.
Naast de gewone leden telde de Staatsraad ook extraordinaris leden. De Koning kon namelijk de titel Staatsraad verlenen aan publieke ambtenaren of kundige ingezetenen, die hiervoor niet extra werden bezoldigd. Ze behoorden aanvankelijk niet tot een sectie, maar werden door de Koning in de Staatsraad geroepen. Al vanaf 16 juli 1806 echter werden ze echter wel bij secties benoemd, zonder extra bezoldiging. Om te zorgen voor een goede spreiding van de belangenbehartiging zou er uit ieder Departement één dergelijk lid zijn voor de sectie wetgeving, één voor financiën en één voor koophandel en koloniën. Op 14 februari 1807 besloot Lodewijk Napoleon dat alle buitengewone staatsraden die in de residentie (toen nog Den Haag) woonachtig waren, voor dat jaar in gewone dienst mochten meedoen.
In de Staatsraad van Lodewijk Napoleon deden volgens de bepalingen van 1 juli 1806 ook auditeurs hun intrede. Het betrof uitmuntend afgestudeerde, welgestelde jongemannen, die onbezoldigd werden opgeleid voor dienst aan de overheid. De auditeurs van de eerste klasse werden auditeurs van de Koning genoemd, die van de tweede klasse auditeur van de Staatsraad. In oktober 1806 werd het aantal in beide rangen bepaald op twaalf. Ruim een jaar later, in december 1807, groeide het aantal auditeurs van de Staatsraad nog eens met zes. De auditeurs waren belast met de voorbereiding van het beleid, onder verantwoordelijkheid van de presidenten van de secties van de Staatsraad. Zonder last van de Koning mochten ze geen betrekkingen onderhouden met de ministers. De Koning kon de auditeurs des Konings in de algemene vergadering van de Staatsraad roepen en hen advies vragen. Op 19 december 1807 werd besloten dat de auditeurs rechtens konden bijdragen aan het werk van alle secties.
Vanaf 25 november 1806 fungeerde een maandelijks wisselend te benoemen lid van de Staatsraad als rekestmeester-generaal. Bijgestaan door twee auditeurs van de Staatsraad hield hij in naam van de Koning audiëntie. Vanaf 1 februari 1808 kreeg de minister vice-president van de Staatsraad het toezicht op de rekesten. Op 1 januari 1810 werd voor onbepaalde tijd een rekestmeester-generaal benoemd uit de leden van de Staatsraad.
De Staatsraad had vanaf juli 1806 een secretaris-generaal, vanaf 13 februari 1807 tevens gewoon lid van de Staatsraad, met een generaal bureau en een bureau van expeditie. Aan iedere sectie was een commies toegevoegd. Bij de opheffing van het Ministerie van de secretarie van staat op 8 januari 1808 werden de bureaus samengevoegd met die van de Staatsraad onder de naam Koninklijke Secretarie. De leiding berustte bij een de raad-secretaris, die de rang van staatsraad had. Iedere sectie kreeg nu een eigen secretaris.
- Archief van de Secretaris-Generaal van de Staatsraad
- Archief van de Staatsraad 1805-1810
- Archief van de Staatssecretarie onder Lodewijk Napoleon, 9 juni 1806- 12 juli 1810
- Archieven van C.A. VerHuell; C.H. Graaf VerHuell e.a.
- Collectie C.Th. Elout (1767-1841)
- Collectie familie Elout en enkele Aanverwanten, (1653) 1740-1959
- Collectie Jan Adriaen van Zuylen van Nyevelt (1776-1840)
De voornaamste bij deze instelling betrokken personen (links naar Repertorium applicatie):
- Abbema, Jan Frederik junior als auditeur
- Abbema, Jacob Carel als lid (in gewone dienst)
- Appelius, Jean Henry als lid
- Appelius, Jean Henry als secretaris-generaal
- Appelius, Jean Henry als lid (in gewone dienst)
- Asbeck, Gerrit Ferdinand van als lid (in gewone dienst)
- Assendelft, Corneille Jean Blom van als klerk
- Assendelft, Corneille Jean Blom van als assistant
- Bangeman Huijgens, Christiaan Diederik Emerens Johan als lid (in gewone dienst)
- Bernuth, Karl Friedrich Wilhelm von als lid (in gewone dienst)
- Besier, Bernard Hendrik Alexander als auditeur
- Bogaert van Alblasserdam, Nicolaas Martinus als lid (in gewone dienst)
- Bönninghausen tot Darup, Clemens Maria Franciscus von als auditeur
- Brienen, Willem Joseph van als lid (in gewone dienst)
- Caan, Hendrik Johan als auditeur
- Caan, Jan de la Bassecour als auditeur
- Calkoen, Nicolaas als lid (in gewone dienst)
- Cambier, Jacob Jan als minister vice-president
- Cambier, Jacob Jan als lid (in gewone dienst)
- Capellen, Godert Alexander Gerard Philip van der als lid (in gewone dienst)
- Chevalier, als auditeur
- Crommelin, Jan Pieter van Wickevoort als requestmeester-generaal
- Crommelin, Jan Pieter van Wickevoort als lid (in gewone dienst)
- Crommelin, Jan Pieter van Wickevoort als lid
- Cuypers, Petrus Josephus als lid (in gewone dienst)
- Dedel, Jan als auditeur
- Dommer, Gijsbert Jan als auditeur
- Eckhardt, François Harencarspel als auditeur
- Elout, Cornelis Theodorus als lid (in gewone dienst)
- Gennep, Arnoldus van als lid (in gewone dienst)
- Gieseke, Christiaan Frédric als klerk
- Goedhart, Douwe als klerk
- Goes, Philip Jacob van der als auditeur
- Goes, Aart Adriaan Meerman van der als klerk
- Goes, Aart Adriaan Meerman van der als assistant
- Goldberg, Johannes als lid (in gewone dienst)
- Goltstein, Alexander H.A.C. of A.N.A.C. van als auditeur
- Graafland, Joan als lid (in gewone dienst)
- Graafland, als auditeur
- Hartsinck, Hendrik van Marselis als auditeur
- Heeckeren van Enghuizen, Jacob Adolph van als auditeur
- Herzeele, Theodorus van als auditeur
- Hinlopen, Jan als lid (in gewone dienst)
- Hogendorp, Dirk van als lid (in gewone dienst)
- Hooff, Joannes Franciscus Rudolphus van als lid (in gewone dienst)
- Hooff, Joannes Franciscus Rudolphus van als lid
- Houte, Jacob van den als lid (in gewone dienst)
- Hovius, Franciscus als lid (in gewone dienst)
- Hultman, Carel Gerard als lid (in gewone dienst)
- IJzendoorn, P. van als lid (in gewone dienst)
- Imhoff, Gustaaf Willem van als lid (in gewone dienst)
- Inn- und Knyphausen Leer, Carl Gustav von als lid (in gewone dienst)
- Ising, J.H. als commies
- Jacobson, Gerrit Jan als lid (in gewone dienst)
- Janssens, Jan Willem als lid (in gewone dienst)
- Kasteele, Pieter Leonard van de als lid (in gewone dienst)
- Lamsweerde, Gerardus Wilhelmus Josephus van als lid
- Lamsweerde, Gerardus Wilhelmus Josephus van als lid (in gewone dienst)
- Lange van Wijngaarden, Cornelis Johan de als lid (in gewone dienst)
- Leyden, Frédéric Auguste van als lid (in gewone dienst)
- Loke, Jacobus Douw als commies
- Mattemburg, T.C. van als auditeur
- Meerman van Dalem, Johan als lid (in gewone dienst)
- Meeuwen, Petrus Andreas van als lid (in gewone dienst)
- Melvill van Carnbee, Pieter als lid (in gewone dienst)
- Mey, Jacob Eduard de als commies
- Mist, Adriaan Uitenhage de als commies
- Mist, Jacob Abraham Uitenhage de als lid (in gewone dienst)
- Mollerus, Cornelis Adriaan als auditeur
- Mollerus, Nicolaas Willem als auditeur
- Nederburgh, Sebastiaan Cornelis als lid (in gewone dienst)
- Nepveu, Laurent Théodore als auditeur
- Pallandt, Andries van als lid (in gewone dienst)
- Pallandt, Adolph Warner van als lid (in gewone dienst)
- Ploos van Amstel, als lid (in gewone dienst)
- Queysen, Willem als lid
- Raeber, Fredrik Henrik als secretaris-generaal
- Raeber, Fredrik Henrik als chef de bureau
- Rendorp, Pieter Nicolaas als auditeur
- Repelaer, Johan als lid
- Repelaer, Ocker als lid (in gewone dienst)
- Reuvens, Jan Everard als minister vice-president
- Reuvens, Jan Everard als lid (in gewone dienst)
- Royen, Henricus van als lid (in gewone dienst)
- Ruysch, Charles als auditeur
- Ry, Gerard Du als lid (in gewone dienst)
- Schiffer, Hermanus als extraordinaris klerk
- Siberg, Pieter Gerhard als auditeur
- Six, Cornelis Charles als lid (in gewone dienst)
- Six, Cornelis Charles als lid
- Six van Oterleek, Willem als lid (in gewone dienst)
- Six van Oterleek, Willem als eerste president van de staatsraad
- Sonsbeeck, Leonard Constantijn van als lid (in gewone dienst)
- Stuers, Joseph Pierre Adrien Louis de als auditeur
- Tets, Dirk Arnold Willem van als auditeur
- Tinne, Abraham François als commies
- Toulon, Lodewijk van als lid (in gewone dienst)
- Tuyll van Serooskerken, Reinout Gerard van als auditeur
- Twent van Raephorst, Adriaan Pieter als lid (in gewone dienst)
- Udemans, A. Claudoré als commies
- Verhuell, Christiaan Anthonie als lid (in gewone dienst)
- Vernède, Jean Benjamin Scipion als auditeur
- Vos van Steenwijk, de als auditeur
- Vos van Steenwijk tot Nijerwal, Joan Arend de als lid (in gewone dienst)
- Voûte, Robert als lid (in gewone dienst)
- Wall, Pieter Hendrik van de als lid (in gewone dienst)
- Warin, Antonie als auditeur
- Westreenen van Tiellandt, Willem Hendrik Jacob van als auditeur
- Wichers, Wicher als auditeur
- Wichers, Hendrik Ludolf als lid
- Wijkerslooth de Weerdesteyn, de als auditeur
- Zuylen van Nijevelt, Jan Adriaan van als auditeur
- Zuylen van Nijevelt, Cornelis van als auditeur