Instelling
Staatsbewind der Bataafse Republiek
Actief vanaf 17-10-1801 tot 29-04-1805
Tot de taken van het Staatsbewind behoorde het aan het Wetgevend Lichaam ter goedkeuring voordragen van wetsontwerpen, het sluiten van tractaten van vrede, neutraliteit, koophandel en dergelijke, met goedkeuring achteraf van het Wetgevend Lichaam, het bestuur over de nationale geldmiddelen, de beschikking over vloten en legers, het oppertoezicht over de politie, de aanstelling van alle buitenlandse ministers en alle officieren te land en ter zee en de bevordering, via "eene daartoe geschikte inrichting" van kunsten, wetenschappen, opvoeding, koophandel, landbouw en fabrieken.
Het Staatsbewind telde twaalf leden, met een om de drie maanden wisselend voorzitterschap. Alleen voor de eerste maal werden zeven leden benoemd door het Uitvoerend Bewind. Eveneens alleen voor de eerste maal benoemden deze zeven leden de overige vijf. Gezamenlijk dienden zij dan een president te kiezen die drie maanden als zodanig zou fungeren. Ieder jaar diende een lid af te treden, de volgorde de eerste maal te bepalen door loting. Om de opengevallen plaatsen te vervullen moesten de Departementale besturen volgens toerbeurt een nominatie van vier personen aan het Staatsbewind zenden, dat er vervolgens twee zou voordragen aan het Wetgevend Lichaam, dat de uiteindelijke keuze maakte. De toerbeurten staan omschreven in art. 34 van de staatsregeling van 1801.
Het Staatsbewind moest zich bij reglement van orde verdelen in commissies volgens beleidsterrein. De afgaande president droeg een nieuwe president voor. Ieder jaar was één lid aftredend, volgens loting van 23 oktober 1801 no. 41. De vergaderingen begonnen met resumering van de notulen van de vorige dag. Daarna werden de ingekomen stukken per afzender in vaste volgorde behandeld. Besluiten werden genomen bij meerderheid van stemmen, en bij staking van de stemmen door een beslissing van de voorzitter. De voorzitter was gehouden op ieder punt een preadvies te geven. Stemming vond daarna in rangorde plaats. In zaken van weinig belang mocht de president zonder formele omvraag concluderen als niemand daartegen bezwaar had.
De commissies konden door het Staatsbewind worden gemachtigd een punt van het hoogste belang zelf af te handelen en achteraf een volledig rapport uit te brengen.
Op 22 oktober 1801 no. 29 benoemde het Staatsbewind uit eigen midden de volgende commissies: a) commissie der buitenlandse zaken, namelijk "de president met andere leden"; b) commissie der marine en koloniën Besier, Queisen en De Beveren; c) commissie van oorlog (of militaire zaken) Pijman, Lewe, Haersolte en Brantsen (vanaf 19 januari 1802); d) commissie van Financië Rengers, Van Hoogstraten en Spoors; e) commissie van binnenlandse zaken Verheijen, de Leeuw en Brantsen (tot 19 januari 1802), Gockinga (vanaf 19 januari 1802).
Bovendien werden op 19 oktober 1801 no. 50 Haersolte, Besier en Pijman aangewezen als commissarissen van het hôtel, om toezicht te houden op het gebouw waarin het Staatsbewind vergaderde (het Oude Hof aan het Noordeinde).
Volgens art. 32 van de staatsregeling van 1801 werden "aan het Staatsbewind toegevoegd" een algemene secretaris, een Secretaris van Staat voor de Buitenlandse Zaken, naar keuze Secretarissen van Staat of Raden voor de Zaken van Marine, Oorlog te lande en Binnenlandse Zaken (het werden Raden, maar vanaf 1803 voor oorlog een Secretaris) en een Raad van Financie van drie leden met een Thesaurier-Generaal.
Op 5 april 1802 no. 105 besloot het Staatsbewind dat de leden als distinctief teken een medaille aan een zilveren keten om de hals zouden dragen. Op 31 augustus 1802 no. 24 werd de naam voor aanspraak vastgesteld op Staatsbewind der Bataafse Republiek en de aanspreektitel op burgers.
- Archief van de Staatssecretarie onder Lodewijk Napoleon, 9 juni 1806- 12 juli 1810
- Archief van het Staatsbewind 1801-1805
- Collectie A.G. Besier
- Collectie Brantsen
- Collectie gedrukte staatsstukken 1792-1819
- Collectie tweede kamer. Kopieresoluties van verschillende bestuursorganen 1524-1807.
De voornaamste bij deze instelling betrokken personen (links naar Repertorium applicatie):
- Besier, Augustijn Gerhard als lid
- Beveren, Willem Aernout de als lid
- Bicker, Jan Bernd als lid
- Bijleveld, Cornelis Gerrit als lid
- Brantsen, Gerard als lid
- Gockinga, Campegius Hermannus als lid
- Haersolte, Anthony Frederik Robbert Evert van als lid
- Hoogstraten, Samuel van als lid
- Leeuw, Daniël Cornelis de als lid
- Lewe van Aduard, Otto als lid
- Pijman, Gerrit Jan als lid
- Queysen, Willem als lid
- Rengers, Egbert Sjuck Gerrold Juckema van Burmania als lid
- Spoors, Jacob als lid
- Verheyen, Johannes Baptista als lid