17
Gezien een credentie d.d. 5 mei van de
koning van Denemarken op
Christiaen Thomassen,
gezant, wordt hem
audiƫntie verleend, in aanwezigheid van
Z.Exc.
en
Ernst Casimir. Na gedane
complimenten zet hij
het geschil tussen de
koning van
Frankrijk
en die van Denemarken uiteen. De onenigheid is ontstaan over de
schade die Deense schepen
zouden hebben toegebracht aan de schepen van de heer van
Chappellaine en
De Chesne.
Laatstgenoemden waren
door de Franse koning van kaperbrieven voorzien. Beide
vorsten
willen, na opschorting van hun wederzijdse verdragen, het geschil
laten
beslechten door HHM en de prins van Oranje.
De gezant is verzocht zijn verhaal schriftelijk uiteen te zetten, hetgeen hij toegezegd heeft te zullen doen.