71
Ambassadeur
Moussa Beeck beklaagt zich in een brief d.d. Amsterdam 6 nov. over zijn
verblijf alhier. Hij verzoekt HHM hem behulpzaam te zijn bij zijn
terugkeer naar de
koning van
Perzië.
Desgevraagd verklaren
Bas en
Pauw dat de Bewindhebbers
de
ambassadeur hebben gevraagd zelf een voorstel te doen. Hij heeft
toen
een reis over
Moskovië voorgesteld, maar na
verkregen
uitleg geaccepteerd dat hij beter met de schepen uit
Zeeland kon vertrekken. Hij was tevreden met deze
gang
van zaken en heeft de Bewindhebbers daarvoor schriftelijk bedankt.
Toen
zij echter met hem naar Zeeland wilden afreizen, heeft hij
verklaard
dit niet te kunnen omdat hij zich vier dagen slecht voelde. De
schepen
zijn
inmiddels uitgevaren.
HHM zullen antwoorden dat de ambassadeur beter niet over Moskovië kan reizen en raden hem aan met de eerstvolgende Oost-Indiëvaarders naar
Batavia
[Jakarta] te vertrekken. De
VOC
zal
worden
geschreven hem op hun schepen onder te brengen en met beleefdheid
te
behandelen.
04/12/1626, 7
1
Deze resolutie is gedrukt:
Dunlop, Bronnen Oostindische Compagnie
Perzië I, 716.