6
Berckel, drost
Ittersum en
Ter Cuilen, teruggekeerd uit
Roosendaal, doen verslag van de onderhandelingen
met
Marquette. Ten eerste
blijft Marquette
met betrekking
tot
Twente van mening dat het
oppergezag
in
Oldenzaal zowel de
Infanta
als
HHM toekomt, omdat haar wapens vanwege de zonder
haar instemming gedane ontmanteling evenver reiken als die van
hen.
Daarnaast
doet Marquette nu de ongehoorde bewering dat Twente inzake de
geestelijke
goederen en de politieke regering losstaat van de andere leden.
Daarentegen heeft hij een voorstel gedaan om retorsiemaatregelen te
voorkomen. Men zou een interim-periode van vier à vijf maanden kunnen gelasten, waarin beide kampen nader bewijs kunnen verzamelen. Intussen zouden in Oldenzaal de predikant en de deken hun respectieve diensten mogen blijven doen. Tevens zou de magistraat mogen aanblijven, mits recognitie wordt betaald. Op het platteland zouden de pastoors en predikanten blijven werken en de politieke rechters bij preventie hun ambt continueren. Dit voorstel hebben zij niet aanvaard, waarop de kwestie van retorsie is uitgesteld tot 20 september.
Het tweede punt betreft de afrekening van de verteringen van de gevangenen conform het op 3 juli in Roosendaal gesloten verdrag. Hierop dient vanwege diverse overwegingen puntsgewijs te worden besloten.
Ten derde heeft de
gouverneur van Breda, op het verbod van de RvS dat de dorpen hun waren niet per
schip naar
Breda mogen brengen, bij retorsie
bepaald
dat zij geen waren per schip naar de Republiek mogen brengen. Die
van
het platteland voelen zich hierdoor zeer benadeeld en hebben hun
klachten per rekest ingediend; dat is gelezen.
Berckel is verzocht alle punten op schrift te zetten met het oog op een besluit. Desalniettemin is de RvS verzocht op het eerste en derde punt de gecommitteerden nader te horen voor advies.