07/03/1629, 10

 
English | Nederlands

07/03/1629, 10

10 De RvS , ter vergadering aanwezig, brengt HHM ervan op de hoogte dat Jan Jansz. Gernou, Generaliteitsbrugmeester, heeft meegedeeld dat de Gecommitteerde Raden van Holland hebben ingestemd met de betaling van de achterstallige soldij aan hem en zijn pontgasten over het jaar 1628 bedragend 60.000 gld., conform de akte. Dit gebeurt op de uitdrukkelijke voorwaarde dat Gernou noch iemand anders, Holland mag aanspreken op de betaling van de achterstallen van 1627 of eerder. De RvS vindt dat onder de huidige de omstandigheden bedenkelijk aangezien de meeste andere provincies ingestemd hebben met de betaling van de gevraagde 500.000 gld. aan achterstallen van de Generaliteitsbrugmeester en anderen in dienst van het land en van de onbetaalde fortificaties.
De Gecommitteerde Raden hebben daarop meegedeeld dat de brugmeester dit zelf heeft aangeboden onder verzekering van borgtocht. Bovendien heeft Holland op de quote in de legerlasten en de achterstallen van de brugmeester in voorgaande jaren veel meer betaald. Desondanks is de provincie in het algemene belang bereid de helft van het achterstallige bedrag te betalen, op voorwaarde dat de andere provincies binnen twee maanden hun deel opbrengen.
Hierop hebben HHM de mening van de provincies gevraagd. Zeeland is op dit punt niet gelast. Friesland heeft altijd tegen de 500.000 gld. bezwaar heeft gemaakt omdat deze provincie naar eigen zeggen teveel heeft bijgedragen aan de fortificaties.
Op advies van de RvS zullen HHM Holland verzoeken het restant van hun aandeel in de 500.000 gld. te betalen. De RvS moet door middel van brieven of bezendingen bij Zeeland en Friesland aandringen op betaling van hun aandeel.