10
De
RvS
, ter vergadering aanwezig, brengt HHM ervan op de hoogte dat
Jan Jansz. Gernou, Generaliteitsbrugmeester, heeft meegedeeld dat de
Gecommitteerde Raden van
Holland
hebben
ingestemd met de betaling van
de
achterstallige soldij aan
hem en zijn pontgasten over het jaar 1628 bedragend 60.000 gld.,
conform de akte. Dit gebeurt op de
uitdrukkelijke voorwaarde dat Gernou noch
iemand anders,
Holland
mag
aanspreken op de
betaling van de
achterstallen van 1627 of eerder. De RvS vindt dat onder de
huidige de omstandigheden
bedenkelijk aangezien de
meeste andere provincies ingestemd hebben met de betaling van de
gevraagde 500.000 gld.
aan achterstallen van de
Generaliteitsbrugmeester
en anderen in dienst van het land en van de onbetaalde
fortificaties.
De Gecommitteerde Raden hebben daarop meegedeeld dat de brugmeester dit zelf heeft aangeboden onder verzekering van borgtocht. Bovendien heeft Holland op de quote in de legerlasten en de achterstallen van de brugmeester in voorgaande jaren veel meer betaald. Desondanks is de provincie in het algemene belang bereid de helft van het achterstallige bedrag te betalen, op voorwaarde dat de andere provincies binnen twee maanden hun deel opbrengen.
Hierop hebben HHM de mening van de provincies gevraagd.
Zeeland is op dit punt niet gelast.
Friesland heeft
altijd tegen de 500.000 gld.
bezwaar
heeft gemaakt omdat deze provincie naar eigen zeggen
teveel heeft bijgedragen aan de fortificaties.
Op advies van de RvS zullen HHM Holland verzoeken het restant van hun aandeel in de 500.000 gld. te betalen. De RvS moet door middel van brieven of bezendingen bij
Zeeland
en
Friesland
aandringen op betaling van hun aandeel.