11
HHM lezen de vandaag ingediende nadere memorie van de
graaf zu Schwarzenberg, gezant van de
keurvorst van
Brandenburg,
conform de
resolutie
d.d. 31 mei. Aangaande het opbrengen van 100.000 rijksdaalder met
rente
wil de
graaf tegemoet komen aan het voorstel van HHM en Z.Exc., namelijk
dat
voor deze schuld die landen moeten
instaan die de keurvorst krachtens het
verdrag toekomen. Schwarzenberg wil met HHM over
de
betalingstermijnen een overeenkomst sluiten en deze op schrift
stellen. Wat het onderhoud van het
krijgsvolk conform de alliantie betreft, meent de graaf dat HHM
wanneer
zij
de intentie van het verdrag
nalezen, zullen inzien dat de keurvorst daartoe niet gehouden is.
Onder de huidige omstandigheden is dat nauwelijks profitabel, noch
voor zijn eigen landen, noch voor
de
Republiek. Bijgevolg vraagt de graaf HHM enkele
gedeputeerden af te vaardigen om over beide punten te
spreken.
HHM antwoorden dat de graaf wel begrijpt dat hiermee niet aan de intenties van HHM wordt tegemoetgekomen. Derhalve moet hij accepteren dat HHM vasthouden aan hun weloverwogen resolutie van 31 mei.