09/03/1630, 24

 
English | Nederlands

09/03/1630, 24

24 Beaumont en Schaffer rapporteren conform de resolutie aan ambassadeur Guzzoni de akte te hebben afgegeven die door HHM is opgesteld ter informatie en als nader antwoord op hetgene Guzzoni op 23 feb. in de vergadering van HHM heeft meegedeeld inzake het ernstig aandringen door Oosterwyck bij de Signoria van Venetië op betaling van de beloofde financiële steun. Daarnaast laten zij mondeling het antwoord van de ambassadeur op deze akte weten. Hij zou van Rantwyck die de vergadering op 23 feb. presideerde, hebben begrepen dat HHM de republiek van Venetië onder de huidige omstandigheden vrijstelde van de financiële bijstand. Deze akte zou dus met de woorden van Rantwyck in strijd zijn. Hij en zijn beide secretarissen, ook bij de audiëntie aanwezig, hadden dit antwoord van Rantwyck al aan hun principalen geschreven. Hij wilde hun daarom de genoemde akte met daarbij zijn aanbevelingen niet sturen, omdat dit slecht zou vallen. Het hard aandringen van HHM op financiële steun zou kunnen veroorzaken dat de republiek in Italië vrede zou sluiten, waarmee de huidige en vroegere toestand in Italië zou terugkeren, die ten grondslag lag aan de onderbreking van de financiële steun. Hij twijfelde er overigens niet aan of de republiek zou bij een volledig herstel van de vrede, het subsidie weer voortzetten.
Gedeputeerden van HHM zullen Guzzoni door middel van een nadere akte onder de aandacht brengen dat Venetië volgens de heldere tekst van de alliantie gehouden is de achterstallige subsidies te betalen. De ambassadeur zou de woorden van Rantwyck namens HHM te vrij hebben geïnterpreteerd. Zij verzoeken de ambassadeur daarom nogmaals om de afgegeven akte op een manier te gebruiken die de intentie van HHM op de allerbeste wijze overbrengt.