13
HHM lezen het antwoord van de RvS d.d. 12 maart op de apostille die HHM op 31 okt. 1629 heeft doen stellen op het advies van de RvS van 17 juli, betreffende de door
Heemstede in ambassade naar
Engeland geleden
brandschade.
De RvS meent dat HHM, die een akte van indemniteit aan de ambassadeurs hebben gegeven, zelf het beste weten tot hoever deze strekt. HHM hebben eerder aan
Reael, die niet als ambassadeur maar slechts als commissaris naar
Denemarken gezonden was, bij terugkeer de schade
vergoed die hij had geleden door schipbreuk en beroving. Het is
in Engeland gebruik dat de inwoner de schade draagt die
aan de
huizen door dergelijke ongevallen ontstaat. Ook al betrof het in
dit
geval ambassadeurs van HHM, de RvS ziet niet in waarom HHM de
schade
aan het huis zouden moeten vergoeden. In alle redelijkheid zouden
zij
met
Cecil naar een
oplossing moeten
zoeken
die het land het minste geld kost. Ook zou over de vergoeding van
de
enigszins discutabele schade van Heemstede vanwege zijn goede
diensten in deze en andere
ambassades voor het land, gunstig moeten worden beschikt als de
schade is vastgesteld.
Een beslissing wordt opgeschort.