© BWN, een project van het Huygens ING. Bronvermelding: Liesbeth Sparks, Anslijn [Nz.], Nicolaas, in: Biografisch Woordenboek van Nederland URL: https://resources.huygens.knaw.nl/bwn1780-1830/lemmata/data/Anslijn [08/11/2022]
ANSLIJN [Nz.], Nicolaas, onderwijzer, schrijver en tekenaar (Leiden 12-5-1777 – Alkmaar 18-9-1838). Zoon van Nicolaas Anslijn, boekbinder, en Elisabeth Bols. Gehuwd op 11-5-1800 met Japikje Jacoba Heek (circa 1780-1834) Uit dit huwelijk werden 3 zoons en 1 dochter geboren.
Nicolaas Anslijn was de oudste zoon van een boekbinder, die zich kort na diens geboorte in Amsterdam vestigde. De zeven kinderen Anslijn leerden lezen, schrijven en rekenen van hun grootvader, die onderwijzer was. Nicolaas kon goed tekenen en wilde het liefst kunstschilder worden, maar daarvan wilde zijn vader niets weten. De jongen kwam daarom op jeugdige leeftijd in de leer in diens boekbinderij. In 1788, toen hij het vak onder de knie begon te krijgen, gaf vader Anslijn zijn zoon alsnog toestemming zich te bekwamen in het kunstschilderen.
Op 23 september 1789 overleed vader Anslijn onverwacht toen hij in dichte mist op een of andere wijze in het water viel en verdronk. Na deze tragedie belandde het gezin Anslijn weldra in financiële problemen, waardoor de inmiddels ruim twaalf jaar oude Nicolaas zijn kunstschildersopleiding moest staken om een baan te zoeken. In 1790 kwam hij in dienst bij een verlakker, die op kermissen allerhande producten van een laklaag voorzag. Maar Anslijn hield niet van het onrustige leven dat hij als rondtrekkend ambachtsman leidde. Al na korte tijd vestigde hij zich daarom in zijn geboortestad Leiden, waar zijn moeder intussen was gaan wonen. Hier begon hij – het lag eigenlijk voor de hand – zijn oorspronkelijke beroep van boekbinder weer uit te oefenen. Dit deed hij niet onverdienstelijk, en na een aantal jaren hard werken kon hij in mei 1799 voor zichzelf beginnen. Een jaar later, in mei 1800, trouwde Anslijn met zijn stadgenote Japikje Jacoba Heek. Uit dit huwelijk zouden tussen 1801 en 1805 vier kinderen worden geboren.
Over zijn professionele leven was Anslijn echter nog steeds niet tevreden. Hij vond dat hij als boekbinder te weinig verdiende om zijn groeiende gezin goed te kunnen onderhouden. In 1802 – hij was toen 25 jaar oud – besloot hij zich daarom te laten omscholen tot onderwijzer, het beroep van zijn grootvader. Naast zijn werk als boekbinder studeerde Anslijn in de avonduren voor het onderwijzersdiploma: de 'acte van algemene toelating'. Deze ontving hij in 1803, nadat hij op een Leidse armenschool ook korte tijd praktijkervaring had opgedaan.
Het bleek voor Anslijn echter niet gemakkelijk een baan als onderwijzer te vinden. Pas na een aantal mislukte pogingen kreeg hij in 1804 een aanstelling als tweede meester op een armenschool in Amsterdam. Blijkbaar maakte hij daar een goede indruk, want drie jaar later kreeg hij een betere post in Haarlem aangeboden. Anslijn verliet in 1807 Amsterdam en vestigde zich met zijn gezin in Haarlem, waar hij hoofdonderwijzer op een armenschool werd. Dat was een jaar nadat in het Koninkrijk Holland de Schoolwet (1806) was ingevoerd, die het lager onderwijs ingrijpend hervormde en moderniseerde. Hij zou deze betrekking twaalf jaar vervullen.
Anslijn was een uitstekende docent. Hij kon zich goed verplaatsen in kinderen – 'kinderlijk, niet kinderachtig' omschreef oud-leerling Nicolaas Beets zijn toon (Beets, 8) – en deed zijn uiterste best de leerstof zo helder mogelijk over te brengen. Zo ontwikkelde hij een klank-leesmethode, gebaseerd op de zogeheten 'elementaire' methode van de Zwitserse pedagoog Johann Heinrich Pestalozzi, waarbij hij diens theorie aanpaste aan de dagelijkse praktijk in de klas. Daarnaast schreef Anslijn talloze begrijpelijke lesboeken, niet alleen over taal en rekenen, maar ook over geschiedenis, Bijbelkennis, aardrijkskunde en biologie. Veel van zijn boeken illustreerde hij zelf; hij was immers een getalenteerd tekenaar.
Het liefst doceerde Anslijn 'natuurlijke historie', zoals het vak biologie in de negentiende eeuw werd genoemd. Hij betreurde het dat het toen niet tot het standaardvakkenpakket behoorde, en tot aan zijn dood zou hij pleiten voor meer en beter biologieonderwijs. Zijn liefde voor juist dit vak kwam ook tot uiting in zijn omvangrijke 'natuurlijke collecties': hij verzamelde niet alleen insecten, die hij zorgvuldig opprikte, maar ook allerlei inheemse planten, schelpen, en skeletten van kleine dieren, die hij zelf prepareerde. Om zijn kennis van flora en fauna te vergroten leerde hij zichzelf zelfs het Latijn aan.
Grote bekendheid kreeg Anslijn met zijn 32 pagina’s tellende De brave Hendrik, een leesboekje voor jonge kinderen, dat in 1809 – en niet in 1810, zoals lange tijd werd aangenomen – bij de Leidse uitgever D. du Mortier en Zoon verscheen. De hoofdpersoon is de twaalfjarige ‘Hendrik’, die in het geheel geen slechte eigenschappen bezit. ‘Vele menschen noemen hem de brave Hendrik’, zegt de tweede zin van het boekje dan ook, ‘omdat hij zoo gehoorzaam is, en omdat hij zich zoo vriendelijk jegens ieder gedraagt’. Hendrik is altijd behulpzaam, eerlijk en beleefd en luistert altijd naar de wijze raad van zijn ouders en zijn onderwijzer. Anslijn had het ideale kind gecreëerd, aan wie de Noord-Nederlandse jeugd geacht werd zich te spiegelen.
Van al zijn publicaties was De brave Hendrik het werk waar hij het meest trots op was. En met reden, want vanaf de eerste druk was het boekje populair. Tot aan 1877 werd het zestig keer herdrukt; in totaal waren dat ruim een half miljoen exemplaren. Dit enorme aantal werd bereikt doordat De brave Hendrik al snel op vrijwel iedere Noord-Nederlandse lagere school werd gebruikt als leesboekje voor beginnende lezers. Het werd dus door scholen groot ingekocht. 'Al mijn tijdgenoten zijn ermee opgegroeid,' schreef Beets later over zijn voormalige onderwijzer. 'Wie lezen geleerd heeft las den Braven Hendrik' (Beets, 3).
Anslijns publicatie werd ook door recensenten positief ontvangen. De Hedendaagsche Vaderlandsche Bibliotheek van Wetenschap, Kunst en Smaak schreef bijvoorbeeld: 'Wij hopen, dat het boekje in alle scholen ijverig gebruikt zal worden, en dat de Schrijver ons nog vele vruchten van zijnen schranderen en kinderlievenden geest zal schenken' (geciteerd in: Van der Sluys en Zonneveld, 11). De recensent hoefde niet lang te wachten. In 1810 – een jaar na de verschijning van Hendrik – publiceerde Anslijn De brave Maria. Ditmaal koos hij een twaalfjarig meisje als hoofdpersoon, maar zij lijkt in alle opzichten op haar vriendje ‘Hendrik’: ook zij is braaf tot op het bot. De brave Maria was wel minder populair dan De brave Hendrik: het boekje werd tot 1872 'slechts' 28 keer herdrukt.
Ruim een halve eeuw lang was De brave Hendrik dus een bestseller van formaat. Ook in het buitenland bleef Anslijns boekje niet onopgemerkt. In 1849 verscheen de Engelse vertaling – met als titel The Good Boy Henry or the Young Child's Book of Manners – en in 1865 werd het boekje zelfs in het Maleis gepubliceerd ten behoeve van het onderwijs in Nederlands-Indië. Pas rond 1870, toen ‘braafheid niet langer het ideaal was, maar saai’, begonnen zowel de populariteit als de verkoopcijfers van de boekjes te dalen (Boekholt en de Booy, 156). De laatste paar honderd exemplaren bleken praktisch onverkoopbaar.
Intussen kreeg Anslijns Haarlemse armenschool in de herfst van 1810 hoog bezoek. Twee vertegenwoordigers van de Franse Université impériale, de inspecteur-generaal van het openbaar onderwijs François-Joseph-Michel Noël en de hoogleraar en raadadviseur Georges Cuvier, onderzochten in opdracht van keizer Napoleon de stand van het onderwijs in de recent bij Frankrijk ingelijfde ‘Hollandse’ departementen. Hoewel Cuvier en Noël het middelbaar en hoger onderwijs hier afdeden als 'beneden elke kritiek', waren zij juist zeer te spreken over het nieuwe lager onderwijs, zoals in Haarlem. Dit was volgens hen 'boven alle lof verheven'.
Vanwege de reputatie die hij zich inmiddels had verworven, werd Anslijn steeds vaker benaderd door gegoede particulieren, die hem graag als privéleraar voor hun kinderen wilden aanstellen. In 1819, toen hij kampte met gezondheidsproblemen, besloot hij dan ook zijn veeleisende functie van schoolhoofd op te geven en zich te vestigen als huisonderwijzer. Voortaan onderwees Anslijn een handjevol rijke leerlingen; niet alleen in de standaardvakken, maar ook in de natuurlijke historie. Tot hen behoorde de al eerder genoemde dichter Nicolaas Beets, die vijf jaar lang lessen bij hem volgde. Beets herinnerde zich hem als een bedaarde, rustige man: 'nog zie ik zijn eenvoudige, zachtzinnige manieren; den ernst zijner berisping, en de gematigdheid zijner goedkeuring; altijd denzelfde, altijd gelijkmoedig, […] geheel den Anslijn van den Braven Hendrik en de Brave Maria!' (Beets, 7-8).
Na de dood van zijn echtgenote Japikje, in 1834, verhuisde Anslijn van Haarlem naar Alkmaar. Hij trok in bij zijn tweede zoon Pieter Daniel, die evenals hij onderwijzer en schrijver was. In Alkmaar legde Anslijn zich voornamelijk toe op zijn tekenwerk: hij werkte al sinds 1832 aan een omvangrijk werk over geneeskrachtige kruiden: Afbeelding der artsenij-gewassen, welke in de Nederlandsche apotheek als zoodanige vermeld zijn, waarvoor hij zelf de lithografieën maakte en inkleurde. Daarnaast verzorgde Anslijn af en toe lessen op de school van zijn zoon.
Op een ochtend in september 1838, omstreeks acht uur, werkte Anslijn in zijn werkkamer aan de op één na laatste afbeelding van zijn Artsenij-gewassen. Tijdens het tekenen werd hij getroffen door een beroerte die hem het leven kostte. Volgens Beets werd de 63-jarige Anslijn gevonden in zijn stoel, met op de steen vóór hem – hij werkte aan een steendruk – 'een ongewisse streep, van de bloem af die hij teekende', waar zijn hand was weggegleden (Beets, 9). 'Hij stierf, letterlijk, arbeidende aan het nut zijner medemenschen,' schreef P.D. Anslijn in de rouwadvertentie voor zijn vader.
Hoewel Nicolaas Anslijn Nz. een uitstekend onderwijzer en een begenadigd tekenaar was, heeft hij zijn faam te danken aan het kleine leesboekje, De brave Hendrik, dat hij in 1809 schreef. Drie generaties leerden lezen met dit boekje. Wellicht – zoals Beets in zijn necrologie opperde – heeft Anslijn inderdaad wel eens gedacht: 'Deze allen, aanzienlijke, hooggeborene, amptenaar, geleerde, dichter, en beoordeelaar, deze allen hebben toch mijn Braven Hendrik gelezen!' (p. 6) Maar dat ‘Hendrik’ twee eeuwen later nog steeds als een staande uitdrukking in de Nederlandse taal zou figureren – zij het in pejoratieve zin – had zijn bedenker nooit kunnen vermoeden.
Publicaties:
Een lijst met publicaties van Anslijn in de hieronder genoemde publicatie van J. Versluys (1879) pp. 165-166. Op de site van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren is zowel De brave Hendrik als De brave Maria integraal te lezen.
Literatuur:
- G. Cuvier en F.J.M. Noël, Rapport sur les établissements d’instruction publique en Hollande et sur les moyens de les réunir à l’Université impériale: fait en exécution de l'article 50 du décret impérial du 18 octobre 1811 ([Parijs] 1811).
- Nicolaas Beets, Nicolaas Anslijn, Nic. zoon. Een woord aan allen, die den braven Hendrik gelezen hebben (Haarlem 1838).
- Roeland van Eynden en Adriaan van der Willigen, Geschiedenis der vaderlandsche schilderkunst, sedert de helft der XVIII eeuw IV (Haarlem 1840) 64.
- J. Versluys, Geschiedenis van de opvoeding en het onderwijs, vooral in Nederland. IV: De negentiende eeuw (Groningen 1879) 165-169.
- C.W. Bruinvis, Levensschetsen van en
mededeelingen over beeldende kunstenaars, die te Alkmaar geboren zijn,
aldaar gewoond of voor die stad gewerkt hebben (Alkmaar 1905) 5.
- E. Zuidema, lemma in: Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek I (Leiden 1911) 155-156.
- A.A. Verdenius, 'De Brave Hendrik', De Nieuwe Taalgids 29 (1935) 320-322.
- A. Hallema, 'Nicolaas Anslijn, de geestelijk vader der brave Hendrikken overleden 18 september 1838', Het Vaderland, 18-9-1938.
- P.A. Scheen, Lexicon Nederlandse beeldende kunstenaars, 1750-1880 ('s-Gravenhage 1981) 12.
- P. van der Woude, 'Meester Anslijn leert ontleden' in: Studies op het gebied van de geschiedenis van de taalkunde. Onder red.van L. van Driel en J. Noordegraaf (Kloosterzande 1982) 146-156.
- P.Th.F.M. Boekholt en E.P. de Booy, Geschiedenis van de school in Nederland vanaf de middeleeuwen tot aan de huidige tijd (Assen 1987).
- Nicolaas Anslijn Nz., De brave Hendrik, gevolgd door: De brave Maria. Leesboekjes voor jonge kinderen. Uitgeg. door Anca van der Sluys en Peter van Zonneveld (Schoorl 1989) 5-16.
- L.G. Saalmink, 'De op- en teloorgang van "De brave Hendrik''', De Boekenwereld. Tijdschrift voor Boek en Prent 8 (1992) nr. 4, 170-183.
- G.J. Vis, 'De Haarlemse schooljaren van
Nicolaas Beets' in: Haarlemse kringen. Vijftien verkenningen naar het
literair-culturele leven in een negentiende-eeuwse stad. Onder red. van
W. van den Berg (Hilversum 1993) 59-68.
- Nelleke Bakker [e.a.], Vijf eeuwen opvoeden in Nederland. Idee en praktijk 1500-2000 (Assen 2006).
- Jeroen J.H. Dekker, Het verlangen naar opvoeden. Over de groei van de pedagogische ruimte in Nederland sinds de Gouden Eeuw tot omstreeks 1900 (Amsterdam 2006).
Portret:
Tekening in zwart en wit krijt (1850) door een anonieme kunstenaar; Beeldbank Regionaal Archief Alkmaar.
Liesbeth Sparks
laatst gewijzigd: 08/11/2022