Biografisch Woordenboek van Nederland: 1780-1830

 
English | Nederlands

BONDAM, Peter, jurist en historicus (Kampen 26-12-1727 - Utrecht 6-2-1800). Zoon van Rutger Bondam, handelaar in stoffen en gemeensman, en Christina Sterke (Starck). Gehuwd op 16-5-1752 met Rolina Meijer (1724-1782). Uit dit huwelijk werden 3 zoons en 3 dochters geboren, van wie 1 zoon en 1 dochter jong overleden. Na haar overlijden (begr. 8-5-1782) gehuwd op 1-8-1784 met Maria Christina van Noortwijck (?-1796). Na haar overlijden (26-12-1796) gehuwd op 17-9-1798 met Sophia Susanna Arntzenius (1736-1809). De twee laatstgenoemde huwelijken bleven kinderloos. afbeelding van BONDAM, Peter

Pieter Bondam bezocht in zijn geboorteplaats Kampen de Latijnse school en het gymnasium. In 1742 liet hij zich als student in de letteren inschrijven aan de Hogeschool van Franeker, waar hij onder meer Grieks bij de door hem vereerde hoogleraar Lodewijk Caspar Valckenaer volgde. Hij stapte over naar de rechtenfaculteit en studeerde op 7 juli 1746 af bij Christiaan Hendrik Trotz met de dissertatie Specimen animadversionum criticarum ad loca quaedam juris civilis depravata. Daarna zou hij twee jaar lang, tot 1748, in Leiden college college lopen bij de classicus Tiberius Hemsterhuis.

Hoewel een loopbaan in de magistratuur zeker tot de mogelijkheden zou hebben behoord, koos Bondam voor de katheder, en tot aan zijn dood zou hij onderwijsfuncties bekleden. Vanaf 1748 was hij conrector van de Latijnse school in Kampen. In 1755 verhuisde hij naar Zutphen, waar hij dezelfde functie bekleedde, nu ook begiftigd met de titel van professor in de rechten aan het gymnasium. Hij vatte dit niet op als een sinecure en heeft een reeks colleges verzorgd. Zijn belangstelling bleef zowel op de rechten als op de letteren gericht. Bondam verzorgde een uitgave van rechtsgeleerde teksten. Variarum lectionum libri duo... (1759), en werkte aan een Latijnse grammatica. Deze laatste onderneming - reeds in Kampen begonnen - zou nooit worden afgerond, maar ze leverde Bondam waardevolle contacten op met de Rotterdamse stadspensionaris en bibliofiel Gerard Meerman.

In 1762 werd Bondam rector van de Latijnse school en bibliothecaris van Zutphen, maar nog geen jaar later verliet hij de stad toen hij - 35 jaar oud - benoemd werd als hoogleraar in de rechten te Harderwijk. Hij dankte dit aan de voorspraak van Meerman en van de Amsterdamse hoogleraar Petrus Burmannus Secundus, met wie hij een geregelde correspondentie onderhield, zonder evenwel gerekend te mogen worden tot diens Santhorster groep, zo genoemd naar diens buitenverblijf bij Wassenaar. Bondam heeft zich zijn leven lang verre gehouden van staatkundige en kerkelijke disputen.

De Gelderse hogeschool werd algemeen beschouwd als voorportaal tot meer gerenommeerde academies als Leiden en Utrecht, en ook Bondam zag Harderwijk als zodanig. Niettemin heeft hij er negen genoeglijke jaren beleefd. Hij was een gevierd docent, leidde er met zijn gezin een idyllisch buitenleven en sloot vriendschap voor het leven met Meinhard Tydeman, die er korte tijd zijn naaste collega was, en met diens opvolger Herman Tollius. In 1770 benoemden de Staten van Gelderland Bondam tot gewestelijk geschiedschrijver. In die hoedanigheid zou Bondam - ook na de verhuizing naar Utrecht - werken aan de uitgave van het Charterboek der Hertogen van Gelderland en Graaven van Zutphen.

In december 1772 volgde Bondams benoeming tot hoogleraar in de rechten te Utrecht als opvolger van Trotz. Evenals zijn vroegere leermeester zou hij zich toeleggen op serieuze bestudering van de staatsrechtelijke wortels van de Republiek. Hoogtepunt in zijn carrière was de plechtige Oratio secularis de foedere Trajectino, op 29 januari 1779 in het auditorium van het Academiegebouw. De voorbereiding ervan vormde tevens aanleiding een uitgebreide bronnenuitgave over die periode het licht te doen zien. Bondam kwam in contact met de Zeeuwse Raadpensionaris Laurens Pieter van de Spiegel, die eveneens het plan had opgevat onuitgegeven stukken over de Unie van Utrecht te publiceren. In onderling overleg werd besloten dat Bondam in zijn vijfdelige Verzameling van onuitgegeevene stukken, tot opheldering der Vaderlandsche Historie (1779-1781) een uitgave van bronnen uit Utrecht, Gelderland en Overijssel zou verzorgen en Van de Spiegel die uit Zeeuwse en Hollandse archieven.

Daarnaast werkte Bondam gestaag verder aan het Charterboek. Over de annotaties pleegde hij overleg met de Leidse hoogleraar in de geschiedenis Adriaan Kluit. De opzet was de uitgave te laten lopen tot de afzwering van Filips II, maar dit bleek te ambitieus. Van de vier gereedgekomen delen verscheen het eerste in 1783, het laatste postuum in 1809, en het kwam tot het jaar 1286. De werkzaamheden ondervonden vertraging, doordat ziekten en dood in Bondams naaste omgeving zijn aandacht eisten, maar vooral ook doordat het onderwijs aan de rechtenfaculteit bij herhaling alleen op Bondams schouders terecht kwam. Zelf bleef hij - zoals het merendeel van zijn collega's - buiten de politieke woelingen van de jaren tachtig en negentig, maar de Orangist Tydeman en de Patriot Johannes Henricus Voorda, proximi van Bondam, weken uit naar andere posten. In totaal heeft Bondam in Utrecht 176 promoties verzorgd, waarvan alleen al in 1797/1798 veertien. Het leverde de bejaarde hoogleraar het verwijt op dat hij de promotiegelden te veel voor zichzelf hield ten koste van de pas benoemde Cornelis Willem de Rhoer.

Als geschiedkundige behoorde Bondam tot de generatie van Pieter Paulus, Van de Spiegel en Kluit, allen oud-leerlingen van Trotz en kritische vorsers naar de bronnen van de Nederlandse staat. Maar in tegenstelling tot de anderen onthield hij zich van 'wijsgerige geschiedschrijving'. Hij beperkte zich tot bronnenuitgave, in de overtuiging dat dit tot algemeen nut strekte en een bevestiging was van de bestaande orde. Bondam wilde de bouwstenen aandragen waarmee anderen - hij dacht aan Van de Spiegel - het verhaal zouden schrijven. De kritische annotaties maakten zijn werk exemplarisch en vooral zijn opmerkingen over de authenticiteit van de in omloop zijnde versies van het Unietractaat waren belangwekkend.

Slechts eenmaal, in de eerdergenoemde redevoering uit 1779 over de Unie van Utrecht, waagde Bondam zich aan geschiedschrijving. Men kan hem rekenen tot de gematigde voorstanders van het erfelijk stadhouderschap. Willem van Oranje was de drijvende kracht achter de totstandkoming van de Unie geweest, en zijn nazaten vormden de bestendiging ervan. De stadhouders leverden het juiste midden tussen ongelimiteerde democratie en het machtmonopolie van de aristocratie. Bondam leek voorstander van een nauw samengaan van de gewesten.

Door zijn huwelijken bleef Bondam trouw aan het patriciërsmilieu. Eerst huwde hij in 1752 met de Kamper burgemeestersdochter Rolina Meijer. Twee jaar na haar overlijden trad hij in 1784 in het huwelijk met Christina van Noortwijck, de dochter van de secretaris van de Utrechtse Ridderschap. Nadat hij in 1796 voor de tweede maal weduwnaar was geworden, trouwde hij met Sophia Arntzenius, de niet eerder gehuwde zuster van een Utrechtse collega-hoogleraar in de rechtsgeleerdheid.

Een markante persoonlijkheid kan Bondam niet worden genoemd. Hij onderhield schriftelijke contacten met velerlei geleerden in de Republiek en was lid van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem, de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden en het Provinciaal Utrechtsch Genootschap. Vijanden wilde hij niet maken; Pieter Paulus heeft hem 'vleizugt' verweten. Van betekenis zijn voornamelijk Bondams bronnenuitgaven. Onbekend blijft de invloed van de nuchtere geleerde op enige generaties Utrechtse juristen, die mede het kader vormden van het land in de overgangsperiode van Republiek naar Koninkrijk.

Archivalia:
Brieven van en aan Bondam worden bewaard in:

  • De handschriftenverzameling van de Universiteitsbibliotheek te Utrecht.
  • De brievencollectie van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden.
  • De Universiteitsbibliotheek te Leiden.
  • Museum Meermanno te 's-Gravenhage.
  • Archief-Van de Spiegel in het Nationaal Archief te 's-Gravenhage.

Publicaties:

Literatuur:

  • J.W. te Water, levensbericht in: Handelingen der jaarlijksche vergadering van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leyden (1803) 4-7.
  • G.J. Schutte, 'Van grondslag tot breidel der vrijheid. Opvattingen over de Unie van Utrecht in het laatste kwart van de achttiende eeuw', in De Unie van Utrecht. Wording en werking van een verbond en een verbondsacte. Onder red. van S. Groenveld en H.L.Ph. Leeuwenberg ('s-Gravenhage 1979) 199-225.
  • M.A.D. Delen [e.a.], 'Een speurder bespied. De staatsman Laurens Pieter van de Spiegel als historicus temidden van tijdgenoten', in Documentatieblad Werkgroep Achttiende Eeuw 13 (1980) 47/48 (okt.) 3-35.
  • I.M.C.F. van Eijkeren, De academische carrière en historische werkzaamheden van Pieter Bondam (1727-1800) (Ongepubliceerde doctoraalscriptie Instituut voor Nieuwe Geschiedenis, Radboud Universiteit Nijmegen 1981).
  • J. Roelevink, Gedicteerd verleden. Het onderwijs in de algemene geschiedenis aan de Universiteit te Utrecht, 1735-1839 (Amsterdam [etc.] 1986).
  • I.M.C.F. van der Pluym[-van Eijkeren], 'De hoogleraar en historicus mr. Pieter Bondam (1727-1800). Enige notities aangaande zijn carrière en historische werkzaamheden', in Concoers. Opstellen aangeboden ter gelegenheid van het afscheid van Jan van Oers (Tilburg [1987]) 81-101.

Portret:
Pastel (1790) door August Dietzer (afgebeeld in: Nederland's Patriciaat 5 (1914) fotokatern tussen pp. 38-39).

A.W.F.M. van de Sande [Aangepast en aangevuld door de redactie (2010)]

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)

laatst gewijzigd: 08/11/2022